Is een iPad nu een communicatiemiddel of een computer? Over die vraag heeft de Hoge Raad zich gebogen. In tegenstelling tot Hof Amsterdam, maar met de Rechtbank Haarlem, heeft de Hoge Raad nu geoordeeld dat een iPad toch een computer is.[1] Het belang van de kwalificatie zit in de mogelijkheid van het al dan niet belastingvrij kunnen vergoeden of verstrekken van een iPad aan het personeel. Een analyse door Andor Valkenburg.
Tot en met 2014 geldt het onderscheid dat als er sprake is van een communicatiemiddel, er gekeken moet worden of het zakelijk gebruik van meer dan bijkomstig belang (>10%) is. Is dit het geval, dan is het communicatiemiddel belastingvrij te verstrekken. Indien sprake is van een computer, wordt er voor wat betreft de zakelijke gebruikseis een onderscheid gemaakt tussen de portable computer, de tablet met een diameter groter dan 7 inch (> 90% zakelijk gebruik) en de kleinere tablet, de smartphone en de mobiele telefoon (> 10% zakelijk gebruik).
Per 1 januari 2015, de datum waarop de Werkkostenregeling verplicht is voor elke ondernemer, is het ook eenvoudiger geworden een aantal hulpmiddelen, waaronder de iPad, belastingvrij aan het personeel te verstrekken. Ter vereenvoudiging is per 1 januari 2015 ingevoerd dat voor een beperkt aantal hulpmiddelen (vooralsnog enkel voor tablets, laptops, smartphones en handgereedschappen) die de werkgever voor de bedrijfsvoering noodzakelijk acht, deze aan de werknemer verstrekt kunnen worden zonder fiscaal rekening te moeten houden met het privévoordeel van de werknemer (‘noodzakelijkheidscriterium’).
Motivering Hoge Raad en Hof
De procedure over wat de iPad nu is, geeft ook mooi aan hoe verschillend erover gedacht kan worden. De Hoge Raad en het Hof hebben hun beslissing gemotiveerd. Die van de Hoge Raad is doorslaggevend, omdat de Hoge Raad nu eenmaal de hoogste rechter is en het laatste woord heeft. De overwegingen onder elkaar:
Overwegingen Hoge Raad
De Hoge Raad oordeelt dat een iPad moet worden aangemerkt als ‘computer en dergelijke apparatuur’ in de zin van art. 15b lid 1 onderdeel s Wet LB 1964. Volgens de Hoge Raad volgt uit de wetssystematiek dat eerst moet worden onderzocht of de iPad is aan te merken als ‘computer en dergelijke apparatuur’. Vervolgens stelt de Hoge Raad vast dat uit de wetsgeschiedenis blijkt dat bij ‘dergelijke apparatuur’ in de zin van art. 15b lid 1 onderdeel s Wet LB 1964 kan worden gedacht aan elektronische apparatuur die geheel of gedeeltelijk is bedoeld voor taken die ook met een computer kunnen worden verricht. Gezien de omschrijving van de iPad in de uitspraak van het hof moet de iPad zijn bedoeld voor taken die ook door een computer kunnen worden verricht. Ergo: het is een computer.
Overwegingen Hof
Hof Amsterdam kwam tot het oordeel dat sprake was van een communicatiemiddel. Volgens het Hof bood de parlementaire geschiedenis van artikel 15b Wet LB 1964 (zoals de tekst 2010 luidde) onvoldoende aanknopingspunten voor een duidelijke afbakening tussen enerzijds apparaten die aan te merken zijn als communicatiemiddel en anderzijds apparaten die zijn aan te merken als computer. Sinds de totstandkoming van deze bepaling, in 2005-2006 is de technologische ontwikkeling verder gegaan, hetgeen ertoe heeft geleid dat het onderscheid tussen computers en communicatiemiddelen sindsdien steeds verder is vervaagd. Volgens het Hof hebben iPads ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden zowel elementen van een (klassiek) communicatiemiddel als elementen van een (klassieke) computer. De loonheffing dwingt evenwel tot een keuze: het is of een communicatiemiddel of een computer. Het Hof overweegt dat een belangrijk element bij de keuze om de iPad aan te duiden als communicatiemiddel en niet als computer is dat bij alle applicaties waarbij gegevensinvoer van de gebruiker nodig is op het beeldscherm een toetsenbord verschijnt dat een belangrijk deel van het scherm in beslag neemt. Invoer van gegevens is daarmee aanzienlijk minder vlot mogelijk. De beperkingen die hieruit voortvloeien spelen niet of nauwelijks een rol bij de communicatietoepassingen (sms, e-mail, internet), maar doen zich vooral voor bij functies/applicaties die niet als communicatie zijn aan te merken. Volgens het hof geldt hiervoor hetzelfde als wat de staatssecretaris in zijn besluit van 20 februari 2009 aangaf ten aanzien van smartphones en blackberry’s: ‘het beeldscherm en de invoermogelijkheden zijn bij deze apparaten te beperkt voor langdurig gebruik als computer’. Ergo: het is een communicatiemiddel.
Zoals hiervoor aangegeven is de Hoge Raad van mening dat niet gekeken moet worden welke kenmerken doorslaggevend zijn, die van ‘communicatiemiddel’ of die van ‘computer’, maar dient eerst beoordeeld te worden of de iPad gerekend moet worden tot de ‘computers en dergelijke apparatuur en bijbehorende apparatuur’, vermeld in artikel 15b, lid 1,letter s, Wet LB en dat pas bij een ontkennende beantwoording van die vraag moet onderzocht worden of die iPads kunnen worden gerangschikt onder de in letter f van die wetsbepaling bedoelde categorie ‘telefoon, internet en dergelijke communicatiemiddelen’. Dat doende komt de Hoge Raad tot de conclusie dat de iPad onder de categorie computers valt.
Ten slotte
Inhoudingsplichtigen die in het verleden iPad’s ter beschikking gesteld hebben aan personeelsleden en daarop loonheffing hebben afgedragen, hebben dit terecht gedaan en hebben ‘niets laten liggen’. Zij die naar aanleiding van de hofuitspraak bezwaar hebben ingediend, kunnen een afwijzende beschikking verwachten.
Met ingang van 1 januari 2015 kan een iPad belastingvrij ter beschikking worden gesteld aan het personeel als voldaan is aan het noodzakelijkheidscriterium. Let op, dit geldt voor personeel. Helaas is de DGA ervan uitgesloten.
Drs. A.T. Valkenburg, PKF Wallast Amsterdam.
[1] Hoge Raad, 11 september 2015, 14/05508, ECLI:NL:HR:2015:2496
Geef een antwoord