Hogere grensbedragen en minder complexiteit. Dat moeten de belangrijkste ingrediënten zijn van de vereenvoudigingen en wijzigingen in het Nederlandse jaarrekeningenrecht. Echte vereenvoudiging vraagt echter meer dan het vorige week aangenomen wetsvoorstel biedt. Zo stelt Gert-Peter den Hollander in deze bijdrage.
Vorige week is het voorstel aangenomen. De grenzen voor de verplichte controle van jaarrekeningen door accountants gaan omhoog. De nieuwe grenzen liggen met ingang van boekjaar 2016 op: Activa € 6 miljoen, was € 4,4 miljoen, Omzet € 12 miljoen, was € 8.8 miljoen. Het aantal personeelsleden blijft 50. Hieronder leest u de analyse van Gert-Peter den Hollander over de nieuwe regels.
Dit artikel is integraal verschenen in Accountancy Vanmorgen nr 3.
Op 25 juni jl. heeft de Minister van Veiligheid en Justitie een gewijzigd wetsvoorstel[1] naar de Tweede Kamer gestuurd voor de aanpassing van Boek 2 Titel 9 aan de Europese jaarrekeningrichtlijn 2013/34 (‘de richtlijn’). De Nota van Wijziging herstelt een aantal omissies en tekortkomingen in het oorspronkelijke wetsvoorstel, maar is verre van volledig, waardoor bestaande tegenstrijdigheden tussen Titel 9 en de richtlijn in stand blijven en nieuwe richtlijnbepalingen ten onrechte niet in Titel 9 worden opgenomen.
Een gemiste kans, want na meer dan 30 jaar (de 4e en de 7e EG-richtlijn dateren van 1978 en 1983) is herstel van gemaakte fouten resp. heroverweging van keuzes (o.a. met betrekking tot lidstaatopties) op zijn plaats. De ontwikkelingen op het gebied van externe verslaggeving, de naleving ervan door ondernemingen, en de bevindingen van toezichthouders in de afgelopen 10 jaar geven daar meer dan voldoende aanleiding voor. Desalniettemin kiest de Minister ervoor om Titel 9 alleen aan te passen voor inhoudelijke wijzigingen in de richtlijn.
De Commissie Vennootschapsrecht (CV) van de Orde van Advocaten en de Koninklijke Notariële Broederschap formuleert het scherp in haar advies van 20 april jl.: ‘de CV betreurt deze keuze en de wijze waarop uitwerking heeft plaatsgevonden van deze keuze, met name omdat hierdoor een aantal thans bestaande strijdigheden in Titel 9 met de Europese jaarrekeningvoorschriften in stand wordt gehouden’. Toch stelt de Memorie van Toelichting dat de CV zich kan verenigen met het door de regering gehanteerde uitgangspunt. Opmerkelijk.
Andere partijen zijn minder uitgesproken over het wetsvoorstel. De Autoriteit Financiële Markten heeft haar reactie op het (voorontwerp van het) wetsvoorstel niet publiek gemaakt. De Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ) wijst in haar brief van 21 april 2015 op een aantal onvolkomenheden en geeft aan dat het aanbeveling verdient om ‘enige andere verbeteringen’ aan te brengen. Daarmee lijkt de RJ zich te kunnen vinden in het uitgangspunt van de regering om Titel 9 alleen aan te passen voor inhoudelijke wijzigingen in de richtlijn. De NBA formuleert het neutraal in haar brief van 20 maart 2015: ‘Het al dan niet toepassen van elk van deze opties vergt een goede afweging’. De Memorie van Toelichting zwijgt over de afwegingen van de minister.
De belangrijkste tekortkomingen in het (gewijzigde) wetsvoorstel kunnen als volgt worden samengevat:
- Micro-ondernemingen hoeven volgens de richtlijn slechts 7 getallen te deponeren bij de Kamer van Koophandel. De minister wil er niet aan om deze gegevens op te nemen in de aangifte vennootschapsbelasting, om zo de deponering aanzienlijk te vereenvoudigen. Jammer, want dat zou voor 650.000 ondernemingen in Nederland (94% van het totaal) een behoorlijke besparing kunnen betekenen. Daarnaast stelt de richtlijn voorwaarden aan het kunnen gebruiken van vrijstellingen, maar deze voorwaarden ontbreken in het (gewijzigde) wetsvoorstel. Curieus.
- Kleine rechtspersonen moeten volgens de richtlijn o.a. vermelden de boekwaarde van geherwaardeerde activa op basis van historische kostprijs, uitzonderlijke baten en lasten (377 lid 8) en mutaties in de reële waarde reserve. Deze toelichtingseisen ontbreken in art. 396.
- De richtlijn beschouwt de reële waarde reserve als een onderdeel van de overige reserves, en niet als een herwaarderingsreserve, zoals Titel 9 doet. Volgens art. 9 lid 3 van de richtlijn mag de indeling, omschrijving en terminologie van deze post niet worden aangepast. Vreemd dat Titel 9 voorbij gaat aan deze eis uit de richtlijn.
- Ten aanzien van de controle van het bestuursverslag wijkt Titel 9 op meerdere punten af van de richtlijn. Zo hoeft het bestuursverslag volgens Titel 9 niet te gaan over de geconsolideerde groepsmaatschappijen (hoewel de richtlijn dat wel stelt). Titel 9 eist een vermelding van gebleken tekortkomingen (die in de praktijk niet worden gerapporteerd; eigenlijk een ‘bloempje van Catharina’), terwijl de richtlijn vraagt om een oordeel van de accountant over het jaarverslag. Toch net weer een nuance anders.
- Niet is nagegaan welke bepalingen uit Titel 9 relevant zijn voor IFRS-jaarrekeningen van Nederlandse ondernemingen maar niet worden afgedekt door IFRS, en die desondanks ontbreken in art. 362 lid 9. Dat geldt bijvoorbeeld voor het nieuwe art. 380c (voorgestelde bestemming van het resultaat). Maar bestaande bepalingen inzake mutaties financiële vaste activa (368 lid 1), verkrijging van eigen aandelen (378 lid 3), omzetsegmentatie (380), meerjarige financiële verplichtingen (381 lid 1) en niet in de balans opgenomen financiële regelingen (381 lid 2) worden evenmin geregeld door IFRS, maar maken wel deel uit van de richtlijn, en zouden dus toegevoegd moeten worden aan art. 362 lid 9.
- Vorderingen op participanten moeten volgens art. 4 lid 5 van de richtlijn afzonderlijk worden opgenomen, en kunnen niet worden geaggregeerd met vorderingen op deelnemingen, want dat is strijdig met art. 9 lid 3 van de richtlijn. Overlopende activa zouden in overeenstemming met de Nederlandse verslaggevingspraktijk onderdeel moeten uitmaken van de vorderingen (art. 370 lid 1), en niet als afzonderlijke post onder de vlottende activa mogen worden opgenomen (zoals art. 364 lid 3 BW en art. 12 lid 1 uit het Besluit Modellen Jaarrekening thans aangeven). Bij het eigen vermogen worden de componenten in art. 373 lid 1 niet verbijzonderd conform bijlage III van de richtlijn, waardoor de reële waardereserve en het resultaat boekjaar ten onrechte ontbreken.
- Het wetsvoorstel heeft bestaande verschillen tussen Titel 9 en de 4e en 7e EG-richtlijn niet geëlimineerd, zoals reeds gesignaleerd door de Commissie Vennootschapsrecht. Dat zorgt ervoor dat Titel 9 dus evenmin aan de nieuwe richtlijn voldoet. Dit betreft onder meer de definitie van dochtermaatschappij en de consolidatiebepalingen en -vrijstellingen. Het blijft vreemd dat de wetgever de verplichte consolidatievrijstellingen volgens de richtlijn (art. 23 lid 1, lid 9c en lid 10) niet incorporeert in Titel 9. Ook de vereenvoudigde winst- en verliesrekening (art. 402) is ten onrechte gehandhaafd, hoewel art. 39 van de richtlijn duidelijk stelt dat er slechts sprake is van een vrijstelling voor openbaarmaking en controle, en niet van de inrichting ervan. De vrijstelling van toelichtingen in de geconsolideerde jaarrekening (art. 410) is eveneens volledig in strijd met de richtlijn. Titel 9 schrijft voor dat de bestuurdersbezoldiging en het accountantshonorarium slechts op geconsolideerde basis moeten worden vermeld, terwijl de richtlijn (art. 17 lid 1d, resp. art. 18 lid 1b) expliciet aangeeft dat dit ook op enkelvoudige basis moet geschieden. Ook de vrijstelling voor middelgrote rechtspersonen (art. 397) noemt niet alle bepalingen die de richtlijn voorschrijft. Tenslotte verplicht de richtlijn tot toelichtingen inzake belastingverplichtingen (art. 24 lid 13) en wijzigingen in de consolidatiekring (art. 24 lid 9) die ontbreken in Titel 9. Ook hier zwijgt het wetsvoorstel over. Daarnaast zijn andere slordigheden in diverse bepalingen niet gecorrigeerd, waardoor deze strijdig blijven met de richtlijn.
- De wetgever heeft een aantal nieuwe bepalingen in de richtlijn niet geïncorporeerd in het wetsvoorstel, zoals de afzonderlijke vermelding van pensioenregelingen (art. 16 lid 1d) bij de niet in de balans opgenomen verplichtingen, en aangegane pensioenverplichtingen met directie en commissarissen (art. 17 lid 1d) bij de bestuurdersbezoldiging. De memorie van toelichting zegt er niets over, we kunnen slechts gissen naar de reden. In mindere mate geldt dat voor de algemene uitgangspunten voor het opstellen van de jaarrekening. Volgens de memorie van toelichting behoeven die geen nadere uitwerking, terwijl het principe ‘substance over form’ (art. 6 lid 1h van de richtlijn) ontbreekt in Titel 9, en art. 6 lid 1j van de richtlijn materialiteit op 5 aspecten uitwerkt (waarvan 2 verplicht), waarvan Titel 9 er slechts 1 noemt. Het is zinvol om deze algemene principes ook in Titel 9 te verankeren.
- Het wetsvoorstel zegt niets over het kasstroomoverzicht, hoewel de AFM daar verontrustende conclusies over heeft gepubliceerd. Voor (middel)grote ondernemingen lijkt dit een onmisbaar element van de jaarrekening. Het gewijzigde wetsvoorstel gaat summier in op de redenen om middelgrote ondernemingen niet vrij te stellen van de consolidatieplicht, hoewel de richtlijn daar ruimte voor biedt, en dit uit een oogpunt van het terugbrengen van de administratieve lasten een goede maatregel zou kunnen zijn. Tenslotte biedt de richtlijn ruimte om de bepalingen voor micro-rechtspersonen al te laten ingaan voor boekjaren aanvangende op of na 1 januari 2014, waar de minister echter geen gebruik van lijkt te willen maken. Ook dat zou een significante lastenverlichting inhouden.
Mijn afdronk van wetsvoorstel 34176 is per saldo niet positief:
- er spreekt geen ambitie van de regering uit om ‘Think Small First’ in de praktijk te brengen;
- een actuele visie van de regering ontbreekt op de toepassing van lidstaatopties;
- de analyse van de richtlijn (en de invloed op Titel 9) besteedt onvoldoende aandacht aan details, terwijl die voor implementatie van de richtlijn van belang zijn;
- de invoering van de richtlijn heeft niet geleid tot een structurele herziening van Titel 9;
- en last but not least: op meer dan 30 punten voldoet Titel 9 (na aanname van het aangepaste wetsvoorstel) niet aan de richtlijn.
Jammer dat de Minister de richtlijn niet heeft aangegrepen om de Nederlandse jaarverslaggeving een kwaliteitsimpuls te geven. Het was een prima gelegenheid geweest om de stoffige lappendeken van Titel 9 (door alle wijzigingen sinds 1978) een opfrisbeurt te geven zodat deze weer een decennium meekan.
[1] Kamerstukken 2014-15, 34 176 nr. 7
Geef een reactie