De fiscale faciliteit voor pensioen in eigen beheer (PEB) vervalt met ingang van 1 januari 2017. Met de Kamerbrief van staatssecretaris Wiebes van 1 juli jongstleden lijkt het doek voor het pensioen in eigen beheer definitief te zijn gevallen.
Er komt geen andere fiscaal gefacilieerde vorm van oudedagssparen binnen de BV voor in de plaats. Voor de tot 2017 opgebouwde pensioenen geldt eerbiedigende werking. Als overgangsmaatregel stelt de staatssecretaris voor om de pensioenen af te stempelen tot het niveau waarop het fiscale voordeel is behaald: de fiscale pensioenverplichting. Deze fiscale waarde kan vervolgens worden afgekocht of omgezet in een Oudedagsspaarsaldo in eigen beheer (OSEB). Met name de afkoopvariant heeft veel publiciteit gekregen en moet in het verkiezingsjaar 2017 € 2 miljard lastenverlichting opleveren.
In dit artikel gaan we in op de vraag hoe het overgangsregime de DGA en diens partner helpen bij het vergroten van het pensioenbewustzijn. Immers, linksom of rechtsom is de hele fiscale exercitie een complexe reeks van handelingen waarvan de impact op de pensioenplanning voor de DGA en diens partner in privé nauwelijks wordt getoond. En de verlokking van het consumeren van vrijgekomen vennootschappelijk vermogen lijkt groot. De disciplinerende werking van de dividendklem is immers verdwenen. Bewustzijn komt met inzicht.
Overgangstermijn 3 jaar voor afkoop
Wiebes stelt een overgangstermijn voor van 3 jaar om de afkoop te stimuleren. Bij een afkoop in 2017 wordt 34,5% van de fiscale pensioenverplichting per 31 december 2015 onbelast uitgekeerd. Het restant, te weten 65,5% van de fiscale pensioenverplichting op 31 december 2015 én de aangroei van de fiscale pensioenverplichting in 2016 is progressief belast in box 1. Per saldo zal dit bij een marginale belastingdruk van 52% neerkomen op een belastingdruk van circa 35% over de fiscale pensioenverplichting. De belastingvrijstelling neemt af tot 25% in 2018 respectievelijk 19,5% in 2019. Het is overigens maar de vraag of de reguliere aangroei in 2016 altijd buiten de vrijstellingsregeling valt. Het lijkt vooral een maatregel om oneigenlijk gebruik tegen te gaan. Door de in de tijd degressief verlopende afkoopvrijstelling en het grotere aangroeieffect na 2015 lijkt alleen afkoop in 2017 financieel interessant te zijn. Een jaar langer wachten leidt tot een belastingverhoging van meer dan 5%.
Omzetting in OSEB
Voor degenen die niet willen afkopen, of wél willen maar door een gebrek aan liquiditeiten niet kúnnen afkopen, is er de mogelijkheid om de fiscale pensioenverplichting om te zetten in een OSEB. Ook hiermee wordt de BV bevrijd van de dividendklem. Bovendien vindt er bij deze omzetting pas belastingheffing plaats wanneer het spaarsaldo periodiek, vanaf de AOW-gerechtigde leeftijd, in 20 jaar wordt uitgekeerd. Het spaarsaldo heeft kenmerken van een bancaire lijfrente in eigen beheer.
Het DGA-pensioengetal
In het vervolg van dit artikel schetsen wij, aan de hand van enkele, vereenvoudigde privébalansen de impact van de pensioenplannen op het privévermogen. En introduceren wij een nieuw begrip dat als handvat kan dienen in het advies: het DGA-pensioengetal. Het DGA-pensioengetal is het vermogenssaldo dat het pensioenbudget van de DGA voorstelt. Het budget waarvan de DGA en diens partner na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd moeten leven, aangevuld met een levenslange AOW-uitkering. Hoe hoger het budget, hoe ruimer de oudedag. Hoe meer zekerheid, hoe minder risicovol dit budget moet worden belegd. Hoe hoger de pensioenwens, hoe meer verdiencapaciteit van de DGA opzij gezet moet worden voor later. Afgeleid van de oerformule uit de economie: I(nkomen) = C(onsumeren) + S(paren).
We introduceren een 50-jarige, getrouwde DGA met een niet geïndexeerd pensioen van € 50.000. Dit pensioen correspondeert met een commerciële pensioenverplichting op grond van RJ 2014-04 van € 800.000. De fiscale verplichting bedraagt € 317.000. We vergelijken de startsituatie vóór toepassing van het overgangsregime met de gecorrigeerde privébalans na afkoop, respectievelijk na omzetting in een OSEB. En we trekken conclusies. Omwille van de eenvoud zijn rente-effecten buiten beschouwing gelaten.
Twee situaties: de DGA op rozen versus de DGA op blaren
Er zijn twee situaties uitgewerkt. In de eerste situatie wordt een voorbeeld geschetst van een DGA die voor zijn pensioen op rozen zit: de commerciële pensioenverplichting is exact gedekt. Maar door de lage rente is er geen dividendruimte. Tegelijkertijd heeft dat ook een gunstig effect op de rente die hij betaalt op de hypotheek, dus dividend is niet nodig. In de tweede situatie wordt een evengoed herkenbaar voorbeeld geschetst van een matig presterende onderneming, wat resulteert in een forse onderdekking op het pensioen, gecombineerd met een opgelopen rekening-courantschuld. Dat deze ondernemer een dividendklem heeft, is nog wel zijn minste zorg.
DGA op rozen
Kiest de DGA voor afkoop in 2017, dan stijgt het pensioengetal naar € 668.000. Dit wordt veroorzaakt door de lagere belastingdruk over de afkoopsom. Er ontstaat ruimte om dividend uit te keren, maar gelet op de liquiditeitspositie van de BV is die ruimte op dit moment gering. Immers, de liquiditeiten zijn volledig opgegaan aan de belasting over de afkoop en de uitbetaling van de netto-afkoopsom. Wanneer dit nettovermogen ingezet gaat worden als buffer voor de oudedag – op dit bedrag zat immers een pensioenbestemming – kan de box-3- heffing oplopen tot ruim 40% van het nettobedrag, zeker in het licht van de nieuwe box-2-tarieven van Wiebes in 2017. Ook het teruglenen van de netto-afkoopsom aan de BV levert belastingheffing op grond van de terbeschikkingstellingsregeling op.
Kiest de DGA voor omzetting in een OSEB, dan ontstaat het bovenstaande beeld. Het pensioengetal is nog verder gestegen, maar dit oudedagsbudget wordt slechts voor een deel gevuld met de OSEB-uitkering; het eigen vermogen vult het budget aan. De OSEB-uitkering bedraagt maar € 16.000 per jaar in plaats van de levenslange € 50.000. Ook in deze variant ontstaat er dividendruimte en zijn er meer liquiditeiten voor handen. Het vrij uitkeerbare vermogen is, evenals bij afkoop, € 483.000. Er vindt bij omzetting naar OSEB geen liquiditeitsonttrekking plaats. Het werkkapitaal blijft in stand.
Aangezien de fiscale pensioenverplichting leidend is, werkt dit neutraal uit voor de vennootschapsbelasting. De commerciële jaarrekening zal daarentegen in 2017 een waardesprong in het vennootschappelijke vermogen te zien geven.
Situatie 2: De DGA op blaren, een ondergedekt pensioen
De tweede situatie is het bekende hoofdpijndossier. De variant waarvoor Wiebes gevraagd was een oplossing te bieden. De rekening-courant is te hoog opgelopen, er is een forse onderdekking op de commerciële pensioenverplichting en er is een negatief eigen vermogen. De feitelijke waarde van het pensioen kan nooit hoger zijn dan er aan feitelijke dekking voorhanden is. Aflossing van de rekening-courantschuld door dividenduitkeringen is niet mogelijk en de belastinginspecteur begint zo langzamerhand het idee te krijgen dat het pensioen mede door het te hoog op laten lopen van de rekening-courantschuld niet meer voor verwezenlijking vatbaar is en denkt erover om de gehele aanspraak met een volgens V&A 2012-008 berekende groteske waarde van € 1.180.000 in de belastingheffing te betrekken, met een effectieve loonbelastingclaim van 72% hierover.
Door afkoop kan de DGA uit de fiscale gevarenzone komen en kan de rekening courant afgelost worden. Misschien wel onder druk van de belastinginspecteur die met de plannen van Wiebes in de hand een extra middel in handen heeft. Echter daarna resteren er nauwelijks liquiditeiten in privé en of binnen de BV. Dit kan de continuïteit van de onderneming in gevaar brengen. Het pensioenbudget blijft echter enorm laag.
Bij omzetting naar een OSEB verbetert het pensioengetal het meest én blijven de liquiditeiten behouden voor de BV. De belastinginspecteur kan, gelet op de verbeterde vermogenspositie in zowel privé als in de BV ervan overtuigd worden dat de OSEB-uitkering wél voor verwezenlijking vatbaar is. Resultaat blijft wel dat het pensioengetal fors lager is in vergelijking met het goed gedekte pensioen. Om toch een adequate oudedagsvoorziening te bereiken, zal de DGA de komende jaren een groter deel van zijn verdiencapaciteit opzij moeten zetten: de hand op de knip.
Afsluiting
Het zou ons sterk verbazen als veel DGA’s zouden kiezen voor de afkoopvariant. Het is onbegrijpelijk dat Wiebes vol inzet op de lastenverlichting met een afkoopvariant die de netto afkoopsom met pensioenbestemming richting box 3 lokt. Het incidentele voordeel dat met verlaging van het AB-tarief naar 22% in 2014 was beoogd om de belastinginkomsten met € 1,2 miljard te verhogen in dat jaar, is ook voorbijgegaan aan de meeste pensioenvennootschappen. Vanwege de dividendklem. Jammer dat Wiebes uit opportunistisch oogpunt kiest voor de afkoopvariant waarmee alleen de BV’s met de minste problemen worden geholpen. Beter was geweest om toch te kiezen voor een oplossing in de Vpb-sfeer, door middel van de ‘afzienvariant’: het laten vervallen van de voorziening in de winst. De argumenten die Wiebes aanhaalt in zijn Kamerbrief om hier niet voor te kiezen overtuigen ons en veel anderen niet. De OSEB-variant is het minst slechte alternatief, zo lijkt het. Met de OSEB-variant gaat Wiebes wederom zijn budgettaire doelstelling niet halen. Maar ja, dat resultaat wordt pas zichtbaar ná de verkiezingen.
Kees Beishuizen en Jack Borremans zijn partner van LNBB actuarissen + pensioenconsultants in Amersfoort en Dordrecht, gespecialiseerd in fiscale, juridische, actuariële en verzekeringstechnische pensioenadvisering aan ondernemers en hun ondernemingen.
Geef een reactie