In de periode van 17 oktober tot 14 november zijn er 1.801 meldingen binnengekomen bij het Meldpunt DBA van de Belastingdienst. De meeste opmerkingen zijn ingediend door partijen uit de zakelijke en persoonlijke dienstverlening. De drie belangrijkste inzichten uit het meldpunt zijn de terughoudendheid van opdrachtgevers, het onderscheid tussen ondernemerschap en dienstbetrekking dat niet aansluit bij de praktijk en het ervaren van de arbeidswetgeving als knellend.
Dat staat in een bijlage bij de Tweede voortgangsrapportage Wet DBA die staatssecretaris Wiebes naar de Tweede Kamer heeft gestuurd.
De meldingen kwamen van ZZP’ers, opdrachtgevers, intermediairs en brancheorganisaties. Partijen uit de zakelijke en persoonlijke dienstverlening en uit de ICT-sector dienden de meeste klachten in. In het algemeen ervaart men in de financiële sector, de bouwnijverheid en de kunst- en cultuursector onbedoelde arbeidseffecten van de wet DBA. In die sectoren werken naar verhouding veel ZZP’ers. Maar ook in de semipublieke sector heeft men moeite om met de wet DBA aan de slag te gaan.
Minder opdrachten
Van de 1.800 meldingen kwamen er 1.585 van ZZP’ers. Het grootste knelpunt dat ZZP’ers ervaren is dat zij als gevolg van de DBA minder opdrachten krijgen. Van de 116 meldingen van opdrachtgevers is de angst om ZZP’ers in te zetten het grootste knelpunt, direct gevolgd door de zorg over de flexibele schil. Opdrachtgevers denken dat hun flexibiliteit in het inhuren van arbeidskrachten verdwijnt.
Drie belangrijkste inzichten
De drie belangrijkste inzichten uit het meldpunt zijn de terughoudendheid van opdrachtgevers, het onderscheid tussen ondernemerschap en dienstbetrekking dat niet aansluit bij de praktijk en het ervaren van de arbeidswetgeving als knellend. Door opdrachtgevers meer zekerheid te bieden over de aard van de arbeidsrelatie die zij aangaan met de opdrachtnemer, hoopt Wiebes de terughoudendheid om ZZP’ers in te huren te doorbreken.
Onderscheid ondernemerschap en dienstbetrekking
Om het onderscheid tussen ondernemerschap en dienstbetrekking duidelijker te maken wil Wiebes samen met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en de Minister van Veiligheid en Justitie – in overleg met onder andere sociale partners – onderzoeken hoe aan de criteria “gezagsverhouding” en “vrije vervanging” een concretere of andere invulling moet worden gegeven. Het kabinet hoopt tijdig voor een volgend regeerakkoord met resultaten te komen. Tot die tijd is er geen handhaving. Zodra nieuwe begrippen zijn vastgesteld, wordt de handhaving zo nodig aangepast. Uitzondering hierop vormt de groep evident kwaadwillenden.
Kwaadwillend
Onder kwaadwillend verstaat Wiebes de opdrachtgever of opdrachtnemer die opzettelijk een situatie van evidente schijnzelfstandigheid laat ontstaan of voortbestaan, omdat hij weet – of had kunnen weten – dat er feitelijk sprake is van een dienstbetrekking (en daarmee een oneigenlijk financieel voordeel behaalt en/of het speelveld op een oneerlijke manier aantast). Voor deze groep geldt geen verlengde implementatietermijn. De Belastingdienst gaat met ingang van 1 mei 2017 starten met een (repressief) handhavingsbeleid bij deze groep.
Knellende arbeidswetgeving
Als maatregel tegen de knellende arbeidswetgeving stipt Wiebes nog in zijn rapportage aan dat in de Wwz de mogelijkheid is voorzien dat cao-partijen de minister van SZW, Lodewijk Asscher, verzoeken bepaalde functies in een bedrijfstak aan te wijzen, waarvoor bij cao de ketenbepaling buiten toepassing kan worden verklaard. Wiebes schrijft in zijn rapportage dat Asscher open staat voor verzoeken van sociale partners om daar waar het knelt passende maatregelen te nemen als dat voor een aantal sectoren noodzakelijk wordt gevonden. Ook nu al kunnen cao-partijen, zonder tussenkomst van de minister van SZW, de ketenbepaling verruimen. Als de intrinsieke aard van de bedrijfsvoering dat vergt, kunnen zij voor bepaalde functies het aantal contracten alvorens een vast contract ontstaat verruimen van drie naar zes en de termijn waarna een vast contract ontstaat verruimen van twee naar vier jaar.
Geef een reactie