Een korfbalvereniging is in hoger beroep bij het hof Arnhem Leeuwarden in het gelijk gesteld in een zaak tegen de heffingsambtenaar van Gemeentebelastingen Amstelland over de WOZ-waarde van het eigen sportcomplex.
De WOZ-waarde in 2016 van de kantine en kleedruimte van de korfbalverening was door de ambtenaar bepaald op 274.000 euro. De restwaarde van het complex aan het einde van de functionele levensduur was daarbij bepaald door steeds het midden aan te houden van de in de Taxatiewijzer Sport vermelde bandbreedtes voor ruwbouw, afbouw en installaties.
De korfbalvereniging was het met die waardebepaling niet eens en stelde dat de gecorrigeerde vervangingswaarde 227.000 euro zou moeten zijn, uitgaande van restwaarden die gelijk zijn aan de opbrengst van de sloopmaterialen wanneer de opstallen zouden worden gesloopt verminderd met de kosten van sloop. Voor ruwbouw en afbouw komt dit neer op een restwaarde van nihil. Voor installaties ging men er bij de korfbalvereniging vanuit dat de opbrengsten van de sloopmaterialen de kosten van sloop overtreffen.
Het hof verklaarde het hoger beroep van de sporters gegrond. De in de Taxatiewijzer Sport vermelde bandbreedtes waar de ambtenaar gebruik van maakte missen voldoende onderbouwing, wordt geoordeeld. ‘Evenmin heeft de heffingsambtenaar voldoende onderbouwd waarom in dit geval het midden van de bandbreedte zou moeten worden aangehouden. Met de enkele verwijzing naar (het midden van) de bandbreedtes als genoemd in de Taxatiewijzer Sport, heeft de heffingsambtenaar niet aannemelijk gemaakt dat de door hem in aanmerking genomen restwaarden, en daarmee de gecorrigeerde vervangingswaarde van de opstallen, niet te hoog zijn.’
Aangezien ook de korfballers de door hen geclaimde waarde van 227.000 euro volgens het hof onvoldoende onderbouwden werd de waarde van het sportcomplex door de rechter op 250.000 euro bepaald.
Uitspraak: ECLI:NL:GHARL:2018:6653
Geef een reactie