Een woningcorporatie heeft zonder succes geprobeerd een hoger bedrag aan verhuurderheffing af te trekken van de belastbare winst voor de vennootschapsbelasting. Een vermindering van de verhuurderheffing van 10.000 euro per woning die de corporatie ontving voor 50 sociale huurwoningen moet in mindering gebracht worden op de verhuurderheffing over 2015, oordeelt de rechtbank Gelderland.
De corporatie stelde dat de heffingsvermindering in mindering moet worden gebracht op de aanschaffings- of voortbrengingskosten van de woningen en verwees daarbij naar goed koopmansgebruik. Aftrekbaar van de winst is een bedrag van € 1.139.658 aan verhuurderheffing. Een bedrag van € 500.000 moet worden afgeboekt op de boekwaarde van de betreffende 50 sociale huurwoningen, stelde de woningcorporatie. De inspecteur vond echter dat de heffingsvermindering in mindering gebracht moet worden op de verhuurderheffing.
De rechtbank Gelderland is het met dat laatste eens. Naar het oordeel van de rechtbank is het bedrag aan te betalen verhuurderheffing het bedrag dat als last aftrekbaar is bij de berekening van de winst voor de vpb. ‘De door eiseres aangevoerde argumenten, zoals de analogie naar de verwerking van subsidies, de behandeling van investeringsfaciliteiten als EIA en MIA bij de winstbepaling en de veronderstelde uitwerking van goed koopmansgebruik, wat daar ook van zij, doen daar niet aan af. Aan eiseres kan worden toegegeven dat de heffingsvermindering gericht is op het bevorderen van investeringen, maar voor de door eiseres voorgestane verwerking zijn geen aanknopingspunten te vinden, noch in de Wet mw 2014 II, noch in de Wet vpb.’
Geef een reactie