Bij de afwikkeling van enkele financiële overeenkomsten tussen twee bedrijven die beiden klant van haar kantoor waren is een AA de fout in gegaan, heeft de Accountantskamer maandag geoordeeld. De bedrijven hadden tegengestelde belangen en de AA ging daar niet adequaat mee om. Daarbij werd het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid geschonden. Een waarschuwing is daarom volgens de tuchtrechter op z’n plaats.
De AA stelde de jaarrekening 2011 van een bedrijf samen, deed de belastingaangiften en adviseerde incidenteel op juridisch en fiscaal vlak. Dat bedrijf verstrekte een lening van 180.000 euro en later nog eens een lening van 218.500 euro als bedrijfsfinanciering aan een ander bedrijf, dat ook klant was bij haar kantoor. Ze verzorgde daarvoor onder andere de jaarrekeningen, loonadministratie, belastingaangiften en gaf ook juridisch en fiscaal advies.
Eind 2014 liet de enig aandeelhouder en bestuurder van het bedrijf dat de leningen had verstrekt weten dat hij wilde dat de bedrijfsfinanciering zou worden afgelost en dat afspraken zouden worden gemaakt over de voortzetting of omzetting van de lening van 180.000 euro. Kort daarna bleek dat hij ernstig ziek was. Bij zijn overlijden op 12 januari 2016 was nog niet alles geregeld, de echtgenote van de man werd daarna enig aandeelhouder en bestuurder. Haar gemachtigde vroeg bij de AA welke afspraken er voor het overlijden van de echtgenoot over de afwikkeling van de leningen waren gemaakt.
Na enig contact daarover tussen de verschillende betrokken partijen werden uiteindelijk een aantal klachten ingediend bij de Accountantskamer over de manier waarop met de afwikkeling was omgegaan. De AA heeft niet objectief gehandeld door de belangen van het bedrijf van haar echtgenoot onvoldoende te behartigen, stelde onder andere de weduwe. Ze trof geen waarborgen, terwijl haar kantoor ook de (tegenstrijdige) belangen van de leningnemer behartigde, vonden de klagers. Zelf verklaarde de AA ter zitting dat zij mogelijke bedreigingen voor haar objectiviteit wel degelijk al in 2015 heeft gezien. Ze gaf echter toe deze niet in haar dossier en een gespreksverslag te hebben vastgelegd, evenmin als de te nemen en genomen maatregelen.
Naar het oordeel van de Accountantskamer heeft de AA haar rol in het hele proces onvoldoende duidelijk gemaakt aan (onder meer) de overleden ondernemer en aan klaagsters. Dit kon wel van haar worden verlangd, nu haar kantoor voor beide partijen optrad en ze zelf tot oktober 2012 accountantswerkzaamheden voor het bedrijf van klaagster heeft verricht. Hieraan doet niet af, zoals betrokkene heeft betoogd, dat het de uitdrukkelijke wens van de overleden ondernemer zelf was dat het accountantskantoor de leningnemer zou begeleiden, hij een advocaat in de arm zou nemen, en bovendien zelf een sterke persoonlijkheid was met verstand van zaken. ‘Bij het naleven van de fundamentele beginselen is de wens van de klant immers niet doorslaggevend. Het is de eigen verantwoordelijkheid van de accountant te bepalen of hij invulling kan geven aan zijn verantwoordelijkheid als accountant om te handelen in het openbaar belang.’ Daarbij komt dat betrokkene nooit correspondentie van een advocaat van de overleden ondernemer heeft gezien en niet wist wie de advocaat was, zodat zij niet ervan uit mocht gaan dat hij zich daadwerkelijk van eigen professionele bijstand had voorzien. Dat de overleden ondernemer mogelijk goed in staat was zijn eigen belangen te behartigen, zoals betrokkene stelt, maakt evenmin dat betrokkene geen duidelijkheid hoefde te geven over haar rol.
Door haar rol niet duidelijk te definiëren en de geïdentificeerde bedreigingen en maatregelen niet vast te leggen, heeft de AA het conceptueel raamwerk zoals neergelegd in artikel 21, eerste lid VGBA geschonden, spreekt de Accountantskamer uit. Daarmee is ook het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid (artikel 2 onder d VGBA) geschonden.
Uitspraak: 18-556 AA
Geef een antwoord