Een RA heeft van de Accountantskamer een waarschuwing gekregen omdat hij jarenlang medewerkers de administratie liet doen voor bedrijven die – naar later bleek – valse facturen opstelden. Signalen die daarop wezen, zijn genegeerd.
De RA is directeur van een accountantskantoor dat van 2011 tot en met 2014 administratie en belastingaangiftes deed voor een aantal aan elkaar gelieerde BV’s. Aangiften omzetbelasting werden gedaan op basis van aangeleverde facturen, maar zonder bankafschriften van de betrokken BV’s. Over 2012 en 2013 heeft het kantoor ook de jaarrekeningen samengesteld. Met ingang van 2017 is de RA niet meer actief voor de BV’s.
Tientallen valse facturen
De bedrijven, eigendom van twee broers, hielden zich bezig met projectontwikkeling. De broers hadden tot 2012 ook een VOF, die in dat jaar failliet is verklaard. In 2015 begon de Belastingdienst/FIOD een strafrechtelijk onderzoek naar de BV’s. In dat kader is onder meer een boekenonderzoek gedaan. Daarbij doken tientallen valse facturen op met een totaalbedrag van ruim € 600.000. Dat heeft de broers in totaal € 128.411 aan onterecht ontvangen omzetbelasting opgeleverd. De valse facturen waren met dat doel opgesteld. Het OM dient een klacht in bij de Accountantskamer: de RA is niet zorgvuldig geweest bij het verwerken van de gegevens voor de aangiften omzetbelasting over de jaren 2012, 2013 en 2014.
Signalen genegeerd
Het OM verwijt de RA uitdrukkelijk niet dat hij of zijn medewerkers had(den) moeten zien dat de facturen vals waren, merkt de tuchtrechter op. ‘Wel waren er volgens klager de nodige signalen die voor betrokkene en zijn medewerkers aanleiding hadden moeten zijn nader onderzoek te doen naar deze facturen. Zo werden de bewuste facturen nooit betaald en werden er (desondanks) geen aanmaningen ontvangen. Daardoor bleven de facturen lange tijd als schuld op de balans staan. Geen van de drie vennootschappen genereerde in de periode 2012-2014 enige omzet van betekenis, terwijl de post crediteuren wel opliep, met name in 2014.’
Verweer RA
Maar in de projectontwikkeling is het gebruikelijk dat er de ontwikkelingsfase wel kosten worden gemaakt, terwijl nog geen omzet wordt gerealiseerd, werpt de RA tegen. In de facturen werd verwezen naar diverse projectnamen en –plaatsen waarvan hij op de hoogte was. De RA voert verder aan dat bekend was dat de BV’s hun bankafschriften altijd (heel) laat aanleverden en dat bankafschriften voor het opmaken van aangiften omzetbelasting niet noodzakelijk zijn. Facturen werden niet kritiekloos in de administratie verwerkt; de werkzaamheden werden verricht door medewerkers die zelf geen accountant waren.
Financiële positie was bekend
De Accountantskamer neemt bij de beoordeling in aanmerking dat de slechte financiële situatie van de bedrijven bij de RA bekend was. ‘Uiteindelijk is het slechte betalingsgedrag van zijn cliënten voor [RA] zelfs aanleiding geweest om de jaarrekening over 2014 niet meer samen te stellen, maar alleen de administratie nog te verwerken voor zover dat nodig was om de aangiften omzetbelasting te kunnen doen.’ De RA had in elk geval in 2014 nadere vragen moeten stellen aan de beide broers en de aangeleverde facturen niet zonder meer moeten verwerken in de administratie. Hij wist van het eerdere faillissement en had op grond van administratie en aangiften omzetbelasting bekend kunnen en moeten zijn met de oplopende crediteurenstand in 2014, overweegt de Accountantskamer.
Te weinig vragen gesteld
De RA heeft niet kunnen verklaren hoe drie valse facturen voor in totaal ruim € 124.000 verband houden met onderhanden projecten, aldus de tuchtrechter. De medewerkers hebben te weinig vragen gesteld bij de facturen die zij verwerkten, ‘mede gezien de hoogte van de facturen afgezet tegen de uitblijvende omzet’. ‘Uit de door betrokkene overgelegde interne notities blijkt weliswaar dat er door medewerkers van [het accountantskantoor] vragen zijn gesteld bij diverse facturen, maar het in deze notities opgenomen overzicht is slechts summier en ziet op relatief kleine bedragen.’
Tot slot is in de jaarrekeningen over 2012 en 2013 een continuïteitsparagraaf opgenomen, waarin staat dat sprake is van een onzekerheid van materieel belang op grond waarvan gerede twijfel zou kunnen bestaan over de continuïteitsveronderstelling van de betreffende vennootschap. ‘Deze onzekerheid was telkens met name het gevolg van het feit dat de kortlopende schulden de totale activa overstegen. Daarbij roept het feit dat de kosten voor de gestelde onderhanden projecten niet waren geactiveerd, vragen op.’
Onvoldoende begeleiding
De RA is te weinig opmerkzaam geweest en heeft daarom gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Hij had beter moeten toezien op het werk van zijn medewerkers. De klacht is gegrond; aan de RA wordt een waarschuwing opgelegd. ‘Betrokkene heeft gedurende een aantal jaren signalen die rezen rond facturen van zijn cliënten die vragen hadden moeten oproepen, genegeerd. Verder heeft betrokkene zijn medewerkers onvoldoende geïnstrueerd en begeleid, waardoor zij niet in staat zijn gebleken hun werkzaamheden uit te voeren op de wijze die van hen mocht worden verwacht.’ Wel zijn er inmiddels medewerkers met meer ervaring aangetrokken.
Geef een reactie