Een broer en zus kregen het na het overlijden van hun vader in 2017 flink aan de stok over de erfenis, met verschillende gerechtelijke procedures als gevolg. De AA die daarbij als advocaat de zus bijstaat werd door een tuchtklacht van de broer meegezogen in het conflict, maar volgens de Accountantskamer is de advocaat/accountant tuchtrechtelijk niets te verwijten.
Uitspraak: 18-1236 AA
De broer en zijn zus zijn elk voor 50% houder van de (gewone) aandelen in het bedrijf van hun in 2017 overleden vader. Het testament van hun vader leidde tot gerechtelijke procedures over onder meer de waarde van het aandelenpakket. De AA stond de zus, behalve bij de gerechtelijke procedures tussen haar en haar broer, ook terzijde in een klachtprocedure tegen de accountant (RA) die op verzoek van de broer een rapport had uitgebracht over de waardering van het aandelenpakket. Die RA kreeg wel een maatregel opgelegd, een tijdelijke doorhaling van drie maanden, omdat het waarderingsrapport flink gebrekkig was.
Klacht: oneigenlijk financiële informatie verkregen & werkwijze als raadsman
De broer verweet de AA bij de tuchtrechter te hebben gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels. Daaraan ten grondslag lagen de verwijten dat de AA op oneigenlijke wijze financiële en andere informatie over het bedrijf in handen zou hebben gekregen en die informatie, wetende dat deze onrechtmatig is verkregen, te hebben gebruikt in de diverse procedures. Ook verweet de broer de AA met zijn werkwijze als raadsman van de zus een vlotte en harmonieuze uitvoering van de laatste wil van de vader te verhinderen en tot verstoring van de familieverhoudingen te leiden.
Uitspraak: oneigenlijk financiële informatie verkregen?
Over het eerste klachtonderdeel stelde de AA dat hij de stukken van de zus had gekregen en dat hij in zijn hoedanigheid van advocaat niet hoefde na te gaan of zij deze stukken rechtmatig heeft verkregen. Daarover oordeelt de Accountantskamer dat het klachtonderdeel ongegrond is. De broer heeft niet weersproken dat, op het moment dat de AA de stukken van de zus van haar broer ontving, zij niet alleen nog in dienst was van [BV1], welke vennootschap behoorde tot de [C] Groep, maar bovendien 50% van de aandelen in [X2] hield. De AA behoefde dan ook niet zonder meer te weten of te vermoeden dat zijn cliënte mogelijk niet rechtmatig over de stukken in kwestie kon beschikken en de broer heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake was van omstandigheden waardoor de AA wel aanleiding had moeten zien de herkomst van de stukken nader te onderzoeken, oordeelt de tuchtrechter.
Uitspraak: werkwijze als raadsman
Ingevolge vaste jurisprudentie van de Accountantskamer wordt, wanneer een klacht betrekking heeft op het handelen of nalaten van een accountant/advocaat in de vorm van stellingen die de advocaat namens zijn cliënt naar voren heeft gebracht in een procedure, gezien de bijzondere positie van de advocaat in zijn rol als behartiger van uitsluitend de belangen van zijn cliënt, aangesloten bij de jurisprudentie inzake het door een accountant in zijn eigen zakelijke betrekkingen innemen van civielrechtelijke standpunten. Dit brengt met zich dat slechts onder bijzondere omstandigheden door de Accountantskamer geoordeeld zal kunnen worden dat er in het kader van de naleving van de fundamentele beginselen van integriteit, van objectiviteit, van professionaliteit en van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid plaats is voor een gegrond tuchtrechtelijk verwijt. Van dergelijke bijzondere omstandigheden is onder meer sprake indien geoordeeld zou moeten worden dat een door een advocaat/accountant ingenomen stelling bewust onjuist of misleidend, en dus te kwader trouw, blijkt te zijn of naar zijn aard bezien door een objectieve, redelijke en goed geïnformeerde derde die over alle informatie beschikt, zal worden opgevat als het accountantsberoep in diskrediet brengend. Een schending van het beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid kan zich ook voordoen in een geval waarin de betrokkene weliswaar niet bewust onjuist of misleidend een standpunt heeft ingenomen, maar haar/hem wel in sterke mate verweten kan worden een onjuist of misleidend standpunt te hebben ingenomen.
De Accountantskamer is van oordeel dat de broer niet aannemelijk heeft gemaakt dat de AA zich in zijn hoedanigheid van advocaat van de zus schuldig heeft gemaakt aan het bewust innemen van onjuiste of misleidende standpunten en (daarmee) de voortgang in de gesprekken tussen de broer en diens zus heeft (bewust) heeft vertraagd. Dat de AA in het geschil tussen de broer en diens zus tweemaal een voorstel heeft gedaan om de aandelen tegen een bepaald bedrag over te nemen kan niet als zodanig worden opgevat. Het stond de AA immers vrij een dergelijk voorstel te doen bij wijze van de start van de onderhandelingen tussen partijen, oordeelt de tuchtrechter. De broer kon het aanbod weigeren, wat hij ook heeft gedaan.
De stelling van de broer dat de AA de rechter heeft misleid door te stellen dat de tuchtrechtelijk aangeklaagde RA de pensioenverplichtingen ten onrechte in aanmerking heeft genomen, kan naar het oordeel van de tuchtrechter evenmin doel treffen. Uit de uitspraak van de Accountantskamer van 14 december 2018 blijkt immers dat de conclusies van de RA ten aanzien van de pensioenverplichtingen gebrekkig zijn onderbouwd. Voor de zus is dit een belangrijke vaststelling, omdat de werkzaamheden van de betrokken accountant zagen op de waardering van de aandelen en in zoverre uiterst relevant zijn bij de afwikkeling van de erfenis. Ook dat klachtonderdeel wordt daarom ongegrond verklaard.
Geef een reactie