De Accountantskamer heeft de tuchtklachten die door de Stichting Wakkere Accountant (SWA) waren ingediend tegen drie (voormalige) NBA-bestuursleden ongegrond verklaard. De SWA vindt dat voormalig NBA-voorzitter Pieter Jongstra en NBA-bestuursleden Marc Hogeboom (KPMG) en Viviana Kooistra-Voorwald (PwC) functioneerden ‘als boodschappers voor een BigFour kartel en tevens handelen in strijd met wet- en regelgeving’. Ze zouden alleen de belangen van de OOB-kantoren binnen het NBA-bestuur hebben nagestreefd en te weinig oog hebben gehad voor de belangen van de MKB-kantoren. De Wakkere Accountant diende al in oktober 2017 klachten in tegen de drie, maar na de zitting werd een uitspraak keer op keer uitgesteld.
Uitspraak: 17-2371, 2372, 2373 RA
Flinke lijst klachten
De SWA strijdt al jaren tegen de in haar ogen heersende macht van de grote kantoren binnen de NBA (en voorgangers Novaa en Nivra). De Wakkere Accountant diende een flinke lijst klachtonderdelen in bij de Accountantskamer. Volgens SWA hebben de drie (voormalige) NBA’ers hun invloed in het NBA-bestuur aangewend om ‘MKB-kantoren zwaar te straffen voor kwaliteitsgebreken, maar tegen OOB-kantoren geen enkele maatregel getroffen’. Daarnaast zouden ze regels hebben ingevoerd die OOB-kantoren grote commerciële voordelen bieden ten opzichte van alle andere NBA-leden. Verder hebben de drie bestuurders volgens de SWA ten onrechte niets gedaan om te bevorderen of te regelen dat het NBA-bestuur ‘een evenwichtige afspiegeling van de accountantsberoepsgroep vormt, waarin de verschillende categorieën accountants naar de aard van hun werkzaamheden in het bestuur zijn vertegenwoordigd. Hierdoor hebben de OOB-kantoren hun feitelijk oligopolie in het besturen van de NBA weten te handhaven.’ Bovendien hebben ze nagelaten om de onevenwichtige samenstelling van de Accountantskamer, de Raad voor Toezicht en de Bezwarencommissie te beëindigen, stelde de stichting: ‘Hierdoor hebben de OOB-kantoren hun feitelijk oligopolie weten te handhaven in alle toetsingsorganen binnen en buiten de NBA.’ De lijst met klachten vermeldde ook het niet vermijden van de schijn van belangenverstrengeling door vergaderingen niet te verlaten waar gestemd werd over regelgeving die OOB-kantoren grote commerciële voordelen zou bieden tegenover alle andere NBA-leden. Toen AFM-rapporten lieten zien dat de kwaliteit bij de eigen organisatie tekortschoot, hebben de bestuursleden geen maatregelen getroffen, ging Wakkere Accountants verder in de aanklacht. Ook is niet meegewerkt aan een klacht tegen Grant Thornton. ‘Tegelijk daagt het NBA-bestuur wel talloze MKB-accountants voor de tuchtrechter wegens kwaliteitsgebreken.’ Zelfstandige afdelingen bij OOB-kantoren houden zich niet bezig met wettelijke controle en maken volgens de SWA slim gebruik van de netwerkdefinitie in de WTA. ‘En door formeel geen accountants bij die zelfstandige afdelingen in dienst te hebben, is geen enkele NBA-regelgeving op deze afdelingen van toepassing.’
Uitspraak: geen onderbouwing
De Accountantskamer spreekt nu uit zichzelf niet bevoegd te vinden om een oordeel te vellen. Bestuurswerk is namelijk geen professionele dienst in de zin van de Wet op het accountantsberoep. Voor zover de klacht wel onder het bereik van het tuchtrecht ex art. 42 Wab zou vallen is de klacht ongegrond, spreekt de tuchtrechter uit. In de klacht van SWA wordt volgens de Accountantskamer namelijk niet geconcretiseerd of onderbouwd voor welke individuele bijdragen van de drie betrokkenen zij persoonlijk verantwoordelijk zouden moeten worden gehouden:
‘De Accountantskamer heeft vastgesteld dat in geen van de klachtonderdelen wordt geconcretiseerd laat staan onderbouwd voor welke individuele bijdragen van betrokkenen een tuchtrechtelijke maatregel wordt gevraagd. Klagers betogen weliswaar dat betrokkenen hun werkzaamheden als bestuurslid in strijd met de wet en regelgeving hebben uitgevoerd, maar wijzen daarbij op de door het Bestuur gehuldigde standpunten en het daaraan gerelateerde handelen en nalaten door het Bestuur. Bijgevolg is niet gebleken dat (of welke) betrokkenen persoonlijk tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld. Reeds daarom is de tegen betrokkenen ingediende klacht in al haar onderdelen ongegrond.
Voorts overweegt de Accountantskamer dat indien er van zou moeten worden uitgegaan dat de besluitvorming door het Bestuur is gebaseerd op unaniem ingenomen standpunten, en de klachtonderdelen feiten betreffen die te relateren zijn aan handelen of nalaten door elke betrokkene persoonlijk, het navolgende geldt.
De Accountantskamer is van oordeel dat klaagster onvoldoende specifiek heeft gesteld wat zij betrokkenen verwijt en tevens dat klaagster, op wie in dezen de bewijslast rust (4.3) met hetgeen zij heeft aangevoerd, de klachten niet, althans onvoldoende heeft onderbouwd. Dit heeft te gelden voor alle klachtonderdelen. De Accountantskamer noemt daarbij specifiek klachtonderdeel 3.2.e: Zo kan klaagster, naar het oordeel van de Accountantskamer, niet in zijn algemeenheid stellen dat betrokkenen als bestuursleden niet mogen besluiten inzake kwesties die OOB-kantoren aangaan. Voorts heeft klaagster, voor het geval betrokkenen dit ten onrechte hebben gedaan, niet gesteld wanneer dit verwijtbaar handelen heeft plaatsgevonden. Tenslotte heeft klaagster niet, althans onvoldoende, aannemelijk gemaakt dat er door het bestuur zodanig besluiten zijn genomen ten aanzien van (specifieke) OOB-kantoren, dat betrokkenen in strijd zouden hebben gehandeld met artikel 3.5 van de Beginselen van goed NBA-bestuur.
Een te verwachten uitspraak van een niet -onafhankelijke accountantskamer wanneer het om de belangen van Big Four kantoren gaat. Geen wonder gezien de samenstelling uit overwegend Big Four leden. Dat wordt dus een klacht bij CBB.