Een fiscale eenheid kan een verzuimboete opgelegd krijgen voor het niet (tijdig) betalen van omzetbelasting, oordeelt de rechter. Daarbij is niet van belang dat een fiscale eenheid geen rechtspersoon is.
Twee BV’s vormen sinds 1 juli 2016 een fiscale eenheid voor de omzetbelasting. Over het eerste kwartaal 2018 wordt BTW-aangifte gedaan, maar het te betalen bedrag wordt niet tijdig overgemaakt. Dat leidt tot een naheffingsaanslag en een verzuimboete. De fiscale eenheid tekent protest aan. Voor de rechtbank in Arnhem betoogt zij dat een overtreding alleen kan worden begaan door een natuurlijk persoon of een rechtspersoon. Een fiscale eenheid kan niet worden gelijkgesteld met een rechtspersoon en daarom zou de verzuimboete moeten vervallen.
‘Degene die pleegt’
Daarmee maakt de rechter echter direct korte metten: ‘De rechtbank is van oordeel dat aan een fiscale eenheid wel degelijk een boete kan worden opgelegd.’ Wel erkent de rechtbank dat daarvoor een wettelijke grondslag moet zijn. En die is er in het tweede lid van artikel 5:1 van de Awb. ‘Daaruit volgt dat onder overtreder wordt verstaan ‘degene die de overtreding pleegt of medepleegt.’ De keuze voor de bewoordingen ‘degene die’ wijst er naar het oordeel van de rechtbank op dat de wetgever niet heeft bedoeld de mogelijkheid van het opleggen van een boete te beperken tot natuurlijke personen en rechtspersonen.’
Belastingplichtige
De fiscale eenheid had nog gewezen op de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen (AWR), maar dat beroep gaat niet op, aldus de rechtbank. In artikel 67c van die wet staat dat aan de belastingplichtige die aan de daar omschreven voorwaarden voldoet een boete kan worden opgelegd. ‘Omdat in dit geval de fiscale eenheid de belastingplichtige is, is zij degene tot wie het artikel zich richt en degene die de beschreven overtreding begaat en die dus beboet kan worden.’
Uitspraak: ECLI:NL:RBGEL:2019:3640
Geef een reactie