Ook in hoger beroep heeft een financieel adviseur niet kunnen aantonen dat hij minimaal 1225 uur per jaar aan zijn klanten besteedde. Hij had dus geen recht op zelfstandigenaftrek.
Forse naheffing
Een adviseur met een assurantie- en een administratiekantoor heeft terecht een forse naheffing gekregen van de belastingdienst. Dat bepaalde het gerechtshof deze week in hoger beroep. De adviseur had meerdere jaren de zelfstandigenaftrek (circa 7000 euro) van zijn winst afgetrokken. De belastinginspecteur vond echter dat hij daar geen recht op had. De rechter was het daarmee eens.
Urencriterium makkelijk gehaald
In hoger beroep probeerde de adviseur er een andere rechter opnieuw van te overtuigen dat hij wel degelijk 1225 uur per jaar in zijn onderneming had gestoken. Hij liet een berekening zien die op de achterkant van elk sigarendoosje past. In zijn assurantieportefeuille zaten 1.500 cliënten, waaraan 5 minuten per maand, dus 1.500 uren per jaar diende te worden besteed. Hij voerde tevens aan dat de winkel waarin het assurantie- en het administratiekantoor werden gedreven van maandag tot en met vrijdag open was van 8.00 uur tot 17.00 uur. Zelfs met twintig weken vakantie zit je dan nog ruim boven het urencriterium. De adviseur beriep zich tot slot ook op het vertrouwensbeginsel en gelijkheidsbeginsel. De Inspecteur had de zelfstandigenaftrek in eerdere jaren wel toegestaan. En ook aan andere winkeliers die niet geen urenspecificatie behoefden bij te houden.
Assurantieportefeuille verkocht
Maar er bleek een adder onder het gras te zitten. In 2012 had de adviseur zijn assurantieportefeuille in huurkoop verkocht aan een collega-adviseur, die in het winkelpand kantoor hield. In de overeenkomst was onder meer bepaald dat het risico van de overgedragen assurantieportefeuille bij de huurkoper berustte en alle baten en lasten voor diens rekening zouden zijn. De rechter stelde dat de discussie over de zelfstandigenaftrek betrekking had op het assurantiekantoor, niet op het administratiekantoor. Vervolgens achtte de rechter het onaannemelijk dat de adviseur minimaal 1225 uur had besteed aan een onderneming die hij in huurkoop had verkocht. Omdat de adviseur geen urenregistratie had bijgehouden, kon de rechter niet meer vaststellen hoeveel uren hij aan verzekeringen en hoeveel uren hij aan ander werk had besteed.
Ook andere argumenten van tafel geveegd
Ook het beroep op het vertrouwens- en gelijkheidsbeginsel faalde. De rechter oordeelde dat de inspecteur een aantal jaar de zelfstandigenaftrek had toegestaan, maar dat de adviseur niet aannemelijk kon maken dat hier sprake was van een bewuste standpuntbepaling. Ook het gelijkheidsbeginsel kon de adviseur niet helpen. De situaties van de andere winkels, waarnaar hij had verwezen, waren niet gelijk, aldus de rechter.
Lees hier de volledige uitspraak.
Geef een reactie