De Politie Oost-Nederland heeft de indruk dat het aantal meldingen van ongebruikelijke transacties door makelaars dat bij de Financial Intelligence Unit (FIU) binnenkomt – een tiental per jaar – laag is. Het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) heeft daarom onderzoek gedaan naar de factoren die de meldingsbereidheid van makelaars beïnvloeden en heeft bekeken wat de mogelijkheden zijn om de meldingsbereidheid te vergroten.
De belangrijkste conclusies:
Kennistekort hindert meldingsbereidheid
Uit interviews is de indruk ontstaan dat makelaars niet altijd goed op de hoogte zijn van de meldplicht. Makelaars zijn vaak nog zoekende óf je moet melden, wanneer je moet melden en waar je moet melden. Informatie van FIU, Bureau Toezicht Wwft en branche-/beroepsorganisaties bereikt de makelaars kennelijk nog in onvoldoende mate en ook via de opleidingen landt de kennis over de verplichtingen uit de Wwft onvoldoende. De meest gemaakte fouten door makelaars hebben betrekking op de betekenis van het begrip ‘ongebruikelijk’, het begrip ‘transactie’, de hoogte van het drempelbedrag (€10.000 cash) en het feit dat in sommige situaties een voorgenomen ongebruikelijke transactie ook meldplichtig is.
Moeite met eigen (subjectieve) inschattingsvermogen
Het herkennen van ongebruikelijke transacties vereist volgens makelaars ervaring en mensenkennis, het fingerspitzengefühl. Niet elke makelaar zegt hierover te beschikken of vertrouwen te hebben in het eigen kunnen. Makelaars werken bij voorkeur met objectieve indicatoren. Het verrichten van subjectieve inschattingen van een situatie brengt dilemma’s met zich mee over rechtvaardigheid (iemand onterecht beschuldigen) en belangenverstrengeling (je klant en/of jezelf duperen).
Weerstand tegen verantwoordelijkheidstoedeling, bemoeizucht en de ‘moet’ factor
Omdat in de ogen van de makelaars de notaris het hele financiële eindplaatje overziet en neutraal is, leggen de makelaars de meldplicht het liefst bij de notaris neer. Ze vinden het lastig zich te bemoeien met de financiële ruimte van de potentiële koper. Vragen over inkomen worden dan ook ongepast gevonden en ze vrezen klantenverlies. Makelaars vinden de meldplicht complex, het kost moeite om je aan de verplichtingen van de Wwft te houden, zoals het aanmaken van een FIU-account (weer een wachtwoord) en de verplichtingen met betrekking tot het archiveren. Het kost de makelaar veel tijd en tijd is geld. Niet bevorderlijk voor de meldingsbereidheid is dat de makelaar geen keuzevrijheid in het meldproces ervaart, zijn grip lijkt te verliezen op het meldproces en – volgens de FIU ten onrechte – sceptisch is over de terugkoppeling (“ik hoor vast nooit iets terug”).
Angst voor bekend worden identiteit melder
Gebrek aan anonimiteit blijkt een van de drempels voor het naleven van de meldplicht. Makelaars verwachten makkelijk herleidbaar te zijn uit dossiers die in handen kunnen komen van figuren die zich schuldig maken aan witwassen en terrorismefinanciering en vrezen voor de gevolgen.
Te weinig urgentie om te melden
Geen enkele van de gesproken makelaars heeft ooit een melding gedaan. Ook onder collega’s leeft: “Niemand meldt!”. Makelaars zien weinig urgentie om zelf een rol te spelen in het bestrijden van witwassen en terrorismefinanciering. Witwassen komt bij hen niet voor, en als het al voorkomt gaan ze niet in zee met zulke cliënten.
Lees hier het volledige onderzoeksrapport inclusief aanbevelingen (pdf)
Bron: CCV
Geef een reactie