Giftenaftrek claimen over giften die gedaan zouden zijn aan een universiteit met ANBI-status waarvan de penningmeester op grote schaal kwitanties verkocht. Een belastingplichtige deed het, bleek na FIOD-onderzoek, waarna de fiscus navorderingsaanslagen en boetebeschikkingen oplegde over 2012 en 2013.
In de zaak die de belastingplichtige vervolgens aanspande bij de Rechtbank Den Haag krijgen beide partijen een beetje gelijk. De man heeft volgens de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat de door hem opgevoerde contante giften daadwerkelijk zijn gedaan. De fiscus heeft op haar beurt niet aannemelijk gemaakt dat het aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige te wijten is dat de oorspronkelijke aanslagen tot een te laag bedrag zijn vastgesteld. De navorderingsaanslagen zijn daarom terecht opgelegd, de boetebeschikkingen worden vernietigd.
Uitspraak: ECLI:NL:RBDHA:2020:3672
Valse kwitanties
De man had in zijn aangiften inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2012 en 2013 contante giften aan de universiteit van respectievelijk € 2.600 en € 2.500 in aanmerking genomen. In 2013 begon de Belastingdienst met een onderzoek naar de ANBI-status van de universiteit. Daaruit kwam onder andere naar voren dat de universiteit in 2012 meer kwitanties had uitgeschreven dan in haar administratie was verantwoord en dat in de jaarstukken voor 2013 slechts € 88.564 aan ontvangen donaties was verwerkt, terwijl in diverse aangiften IB/PVV in totaal € 3.445.808 aan giften aan de universiteit was aangegeven.
FIOD
Daarop begon in januari 2015 de FIOD met strafrechtelijke onderzoeken naar het gebruik van valse kwitanties van giften aan andere ANBI-instellingen dan de universiteit. Daarbij bleek dat diverse van de daarin betrokken belastingplichtigen ook giften aan de universiteit hadden afgetrokken. De man die de zaak bij de rechtbank Den Haag aanspande was er daar één van, waarna de fiscus hem navorderingsaanslagen en vergrijpboeten oplegde. Bij de rechtbank was in geschil of dat terecht was.
Giftenaftrek
Met betrekking tot de giftenaftrek oordeelt de rechter dat de man niet is geslaagd in het bewijs dat hij de giften heeft gedaan. De fiscus heeft dan ook op goede gronden de giften gecorrigeerd en de navorderingsaanslagen opgelegd. Gezien de verklaringen van de penningmeester van de universiteit over het grootschalige fraudepatroon die worden bevestigd door verklaringen van anderen, kan aan de kwitanties op zichzelf onvoldoende bewijskracht worden toegekend. De door de man overgelegde bankafschriften bevatten geldopnames waarvan de data en de hoogte van de bedragen niet aansluiten op die vermeld op de kwitanties.
Vergrijpboetes
Op de fiscus rust de bewijslast dat het beboetbare feit zich heeft voorgedaan. Uit wat hiervoor is overwogen, volgt dat de man onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de door hem in zijn aangiften afgetrokken giften en dat de aanslagen daardoor tot een te laag bedrag zijn vastgesteld. Ter onderbouwing van de stelling dat dit te wijten is aan opzet dan wel grove schuld van de man maakt de Belastingdienst gebruik van bewijsvermoedens die het baseert op de verklaringen van de penningmeester van de universiteit, de verklaringen van getuigen en verdachten die betrokken zijn in het onderzoek van de universiteit en verklaringen die andere belastingplichtigen hebben afgelegd tijdens diverse hoorgesprekken.
Op zichzelf mag de fiscus gebruik maken van bewijsvermoedens, maar die vermoedens moeten wel redelijkerwijs voortvloeien uit de aanwezige bewijsmiddelen (ECLI:NL:HR:2011:BN6350). Daarvan is in dit geval geen sprake omdat het bewijsvermoeden slechts is gebaseerd op verklaringen van derden over wat kennelijk een gebruikelijke werkwijze was binnen de universiteit. Uit die verklaringen kan weliswaar worden geconcludeerd dat in veel gevallen sprake was van kwitanties die niet in overeenstemming zijn met de bedragen die daadwerkelijk aan de universiteit zijn geschonken, maar dat betekent niet dat reeds daarom in alle gevallen en dus ook in het geval van deze belastingplichtige sprake is van onjuiste kwitanties en daarmee van het opzettelijk dan wel grofschuldig te weinig betalen van belasting.
De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat niet kan worden uitgesloten dat de frauduleuze handelingen van de penningmeester verder strekten dan waarover hij heeft verklaard. Zoals de belastingplichtige terecht heeft aangevoerd, kan niet worden uitgesloten dat de penningmeester een deel van de bedragen die door donateurs werden geschonken en waarvoor kwitanties zijn uitgereikt, in eigen zak heeft gestoken. Onder die omstandigheden zou het accepteren van de bewijsvermoedens betekenen dat de bewijslast feitelijk ook voor de boeteoplegging op de man komt te rusten. De fiscus is dan ook niet geslaagd in het bewijs dat het aan opzet of grove schuld van de man is te wijten dat te weinig belasting is geheven.
Geef een reactie