Een klacht tegen een RA over de controle van een economische entiteit zonder juridische vormgeving die als doel had om een earn-out te berekenen bevat geen onderdelen die niet al eerder bij de tuchtrechter aan de orde zijn gekomen, oordeelt de Accountantskamer. De klacht wordt dan ook op basis van het ne bis in idem-beginsel (niet twee keer voor hetzelfde) grotendeels niet-ontvankelijk verklaard en voor het overige ongegrond.
Uitspraak: 19-316 ANONIEM RA
Waarschuwing
De RA is bij een eerdere klacht wel tegen een tuchtrechtelijke veroordeling aangelopen. Samen met een andere RA kreeg hij in februari van dit jaar een waarschuwing omdat ze aan een opdracht de voorwaarde hadden verbonden dat zij zouden worden gevrijwaard voor alle kosten van een tuchtrechtelijke procedure. De RA’s waren betrokken bij de controle van de jaarrekeningen van een zuivelcoöperatie die uit diverse onderdelen bestaat. In 2013 werd een kaasgroothandel overgenomen. In verband daarmee kreeg het kantoor waar de RA’s werken in 2016 de opdracht om de cijfers van een aan de overname gerelateerde nieuw opgerichte BV te controleren. Daaraan verbond het kantoor onder meer de voorwaarde dat zowel de kopende als verkopende partij het kantoor zou vrijwaren van de kosten voor een tuchtprocedure. De koper aanvaardde de voorwaarden, de verkoper niet. Die stapte in 2019 naar de Accountantskamer met een reeks klachten, waaronder het niet tijdig signaleren van vaktechnische belemmeringen voor de controle van de jaarcijfers en bedreigingen voor hun onafhankelijkheid. De opdracht tot controle van de nieuwe BV hadden zij niet mogen aanvaarden omdat zij als huisaccountants van de overnemende partij niet onafhankelijk waren. Een deel van die klachten werd niet-ontvankelijk en ongegrond verklaard, maar de poging tot vrijwaring vond de tuchtrechter wel kwalijk. Een accountant dient zich te onthouden van het uitoefenen van druk om geen tuchtklacht tegen hem in te dienen, sprak de Accountantskamer toen uit. Een vrijwaring voor alle kosten van een tuchtrechtelijke procedure zal in het algemeen als een drempel voor het indienen van een tuchtklacht worden ervaren, sprak de tuchtrechter eerder dit jaar.
Niet eerder besproken gevolgen, maar zelfde klacht
De klager spande tegen één van de RA’s opnieuw een tuchtzaak aan. De Accountantskamer constateert echter dat de klacht in wezen te vereenzelvigen is met de eerste en tweede klacht die door de Accountantskamer zijn beoordeeld, zij het dat klaagster aan de gewraakte gedragingen van de RA nu (deels) niet eerder besproken gevolgen lijkt te verbinden. Zo zou het achterwege blijven van kennisname door de RA van informatie/documentatie van een arbitrageprocedure tot gevolg hebben dat bij de controle van de geconsolideerde jaarrekening 2016 en 2017 van het zuivelconcern in strijd is gehandeld met een controlevoorschrift en zou de bereidverklaring om de controle van de economische entiteit zonder juridische vormgeving uit te voeren volgens de klager duiden op een onjuiste interpretatie van de Stock Purchase Agreement (SPA). Op grond van het ne bis in idem-beginsel zijn daarom de meeste klachtonderdelen niet-ontvankelijk, oordeelt de tuchtrechter.
Ongegrond: strijdigheid met Standaard 501
Sommige klachtonderdelen worden wel inhoudelijk behandeld, maar ongegrond verklaard. Zoals het in het klachtonderdeel opgenomen verwijt dat de RA bij de controle van de geconsolideerde jaarrekeningen 2016 en 2017 van het zuivelconcern in strijd met Standaard 501 heeft gehandeld. De doelstelling van Standaard 501 ten aanzien van rechtszaken en claims is om een volledig beeld te krijgen van rechtszaken en claims waarbij een onderneming betrokken is. Daartoe dient de accountant werkzaamheden op te zetten en uit te voeren gericht op het vaststellen van rechtszaken en claims waarbij de onderneming betrokken is en die mogelijk een risico op een afwijking van materieel belang doen ontstaan.
De klager heeft volgens de Accountantskamer niet voldoende gemotiveerd gesteld dat de earn out een materiële post in de jaarrekening van het zuivelconcern op zou leveren en dat dit het geval zou zijn is door de RA bovendien betwist. Verder volgt uit het bepaalde in de paragrafen 9 en 10 van Standaard 501 niet dwingend dat een accountant gehouden zou zijn om alle processtukken van alle procedures waarbij een onderneming betrokken is door te nemen. Daaruit volgt dat zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet gebleken is dat de RA bij de controle van de jaarrekeningen heeft gehandeld in strijd met Standaard 501. Bovendien heeft hij daartegen gemotiveerd verweer gevoerd. Het is daarmee niet gebleken dat de RA op dit punt tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
Geef een reactie