Waar Robin Linschoten een taakstraf van 100 uur krijgt vanwege foute belastingaangiftes, krijgt een boekhouder voor schijnbaar hetzelfde vergrijp een taakstraf van 240 uur. Waarin zit het verschil?
Boekhouder verdacht
Afgelopen dinsdag deed de rechter in Amsterdam in hoger beroep uitspraak in de zaak van Robin Linschoten. De ex-VVD prominent had met zijn twee BV’s structureel te weinig omzetbelasting betaald en de staat daarmee voor een ton benadeeld. Linschoten kreeg 100 uur taakstraf. Zijn boekhoudkantoor was geen verdachte. Op dezelfde dag diende in Rotterdam een zaak die op het eerste gezicht grote overeenkomsten vertoond met die van Robin Linschoten. Ook hier ging het om structureel te lage aangiftes omzetbelasting. Maar anders dan bij de VVD stond de boekhouder in deze zaak wel terecht. Zijn verdediging probeerde de rechter er nog van te overtuigen dat hun cliënt moest worden vrijgesproken van rechtsvervolging: ‘Weliswaar kan worden vastgesteld dat er in de ten laste gelegde periodes te weinig omzetbelasting is opgegeven waardoor er te weinig omzetbelasting is betaald, maar niet kan worden vastgesteld dat de verdachte deze feiten mede heeft gepleegd. De verdachte was ondergeschikt aan zijn medeverdachten [de eigenaren van de twee bv’s] en gelet op zijn rol kan op zijn hoogst worden gesproken van medeplichtigheid, maar daarvan wordt de verdachte niet beschuldigd.’
Doelbewust medeplichtig
Het betrof foutieve aangiftes omzetbelasting in de periode januari 2011-maart 2015. Structureel werd een te laag bedrag aan omzet opgegeven en een te laag bedrag waarover omzetbelasting wordt berekend. Maar anders dan bij Linschoten wist de boekhouder in deze zaak dat zijn klanten doelbewust de fiscus probeerde te flessen. Dit conclusie trok althans de rechter: ‘De verdachte was als boekhouder werkzaam … en heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in ieder geval in de ten laste gelegde periodes degene was die feitelijk de aangiftes omzetbelasting deed voor beide bedrijven. Hij verklaart ook dat hij wist dat de aangiftes die hij deed niet juist waren, maar dat hij deze onjuiste aangiftes deed in opdracht van een medeverdachte tegen wie hij geen weerstand kon bieden. De suppleties die hij elk jaar maakte om het tekort aan te vullen, werden door [de twee vennootschappen] niet ingediend. Dit betekent dat de verdachte enkele jaren welbewust onjuiste aangiftes omzetbelasting heeft gedaan en ook wist dat over die jaren de suppleties niet werden ingediend. Toch is de verdachte door blijven gaan met het feitelijk doen van de onjuiste aangiftes en heeft hij geen afstand genomen van [de twee vennootschappen]. Dit alles maakt dat de rechtbank vindt dat de rol van de verdachte wel zo ver ging dat er sprake is van medeplegen. Dat hij op enig moment een andere externe adviseur heeft ingeschakeld, doet aan deze verantwoordelijkheid niet af.’
Belastingmoraal ondermijnd
De rechtbank nam het de boekhouder kwalijk dat hij aan de malafide praktijken van zijn klanten had meegewerkt en dat hij daarmee de werking van de belastinginning, waarbij goede trouw belangrijk is, had ondermijnd. Dit leidde tot de volgende veroordeling: ‘De verdachte heeft zich gedurende meerdere jaren schuldig gemaakt aan belastingfraude door het doen van onjuiste aangiftes voor de omzetbelasting voor vennootschappen waarvoor hij als zelfstandig boekhouder en administrateur werkzaamheden verrichtte. Met het begaan van belastingfraude zijn grote financiële belangen gemoeid. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit type delicten lastig op te sporen is en leidt tot fiscaal nadeel. Voorts hebben de verdachte en zijn medeverdachte het door de Belastingdienst gehanteerde – voor bonafide ondernemers zeer belangrijke – systeem van een snelle belastingteruggave, dat erop berust dat steeds op de juistheid van de gedane belastingaangiften en onderliggende administratie moet kunnen worden vertrouwd, ondergraven. Hierdoor is de overheid, en daarmee de gehele samenleving, benadeeld en de algemene belastingmoraal ondermijnd.’
Geen beroepsverbod
De rechtbank nam het de verdachte kwalijk dat hij als professioneel boekhouder geen afstand had genomen van de fraude door de vennootschappen, maar daaraan heeft meegedaan. De rechter legde een straf op 12 maanden gevangenisstraf waarvan 6 voorwaardelijk, maar zette deze – omdat de boekhouder geen strafblad had – om in een taakstraf van 240 uur, met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden. Anders dan de officier van de justitie zag de rechtbank geen aanleiding om daarnaast nog een (voorwaardelijk) beroepsverbod op te leggen. Dit omdat de verdachte al vele jaren werkzaam is als boekhouder/ administrateur en niet eerder (in het kader van zijn werkzaamheden of privé) voor strafbare feiten met justitie in aanraking is gekomen, hij inziet dat hij onjuist heeft gehandeld en hij zijn bestaan als zelfstandige heeft opgegeven en in loondienst is gaan werken om te voorkomen dat hij nog eens in de situatie komt dat hij door een opdrachtgever wordt verleid tot het doen van onjuiste aangiftes.
Lees hier de uitspraak.
Geef een reactie