Een AA stond een klant als financieel adviseur bij tijdens een verkooptraject, terwijl het accountantskantoor waar de accountant werkt nog een forse openstaande vordering op de klant had en dus belang had bij de verkoop. Daarnaast trad hij tegelijkertijd als samenstellend accountant op voor de klant. De Accountantskamer constateert dat de AA de bedreiging die uitging van de samenloop van de beide functies en de samenloop van het zijn van financieel adviseur en het belang van het accountantskantoor bij een goede afloop van het verkooptraject niet heeft onderkend en niet heeft beoordeeld of het nodig was een maatregel te nemen om deze bedreiging weg te nemen. Daarnaast nam hij als samenstellend accountant ook nog eens onterecht schulden aan de Belastingdienst en een ander bedrijf niet op in een jaarrekening. Al met al ziet de Accountantskamer genoeg reden om de AA een berisping op te leggen.
Uitspraak: 20-1841 AA
De AA verrichte over de boekjaren 2015 tot en met 2017 samenstellingswerkzaamheden voor een BV die alle aandelen van een ICT-onderneming bezat. Voor het verrichten van de werkzaamheden was sprake van een doorlopende opdracht. In de loop van 2018 ontstond bij de BV de wens om het ICT-bedrijf te verkopen. Daarmee zouden hopelijk schulden afgelost kunnen worden, onder meer bij het accountantskantoor waar de AA in dienst is. Op 14 mei 2019 werd na onderhandelingen een koopovereenkomst met een investeerdersgroep gesloten met betrekking tot de aandelenverkoop.
Na afloop van de overname schakelden de kopers een accountantskantoor in om de door de BV aangeleverde cijfers te verifiëren. Het accountantskantoor concludeerde dat de EBITDA van de ICT-onderneming en andere cijfers wezenlijk afwijken van de door de BV aangeleverde cijfers. Vervolgens ontstond er tussen partijen een geschil over de wijze waarop de definitieve koopprijs moet worden vastgesteld en over de hoogte hiervan. Dit heeft geleid tot een procedure bij de rechtbank Midden-Nederland.
Financieel overzicht
De koper en verkoper richtten zich vervolgens met een gezamenlijke tuchtklacht tot de AA. Die had ten behoeve van het onderhandelingstraject een (concept) financieel overzicht met betrekking tot het boekjaar 2018 opgesteld voor de verkopende BV. De Accountantskamer is van oordeel dat dit overzicht moet worden gekwalificeerd als een (concept) financieel overzicht in de zin van Standaard 4410 paragraaf 2 onder 1 sub b. Op het opstellen van een dergelijk financieel overzicht is Standaard 4410 van toepassing. Dat, naar de AA heeft betoogd, geen sprake was van een (concept) jaarrekening en dat alle partijen zich hiervan bewust waren, maakt dit naar het oordeel van de Accountantskamer niet anders.
Conceptstatus overzicht
Het gegeven dat het door de AA verstrekte financieel overzicht een concept was, dat de werkzaamheden in verband met de financiële cijfers over 2018 nog niet afgerond waren en dat (nog) geen samenstellingsverklaring was afgegeven, doet er niet aan af dat ook een dergelijk concept met inachtneming van het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid dient te worden opgesteld. Reeds bekende feiten en omstandigheden, die vermeld zouden moeten worden in het uiteindelijke financieel overzicht, moesten ook in dat concept worden opgenomen. Dit te meer nu het (concept) financieel overzicht niet alleen relevant was voor de BV, als verkoper, maar ook voor de koper. Zo was bijvoorbeeld de hoogte van de koopsom gebaseerd op de genormaliseerde EBITDA van het ICT-bedrijf over 2018. Ook schulden die achterbleven in de ICT-onderneming konden relevant zijn voor de koper, ook als daarvoor een vrijwaring was afgegeven.
Schulden niet in jaarrekening verwerkt
Een flink aantal klachtonderdelen, voornamelijk over het samenstellen van (concept)jaarrekeningen van het ICT-bedrijf, worden door de Accountantskamer ongegrond verklaard. Toch treffen volgens de tuchtrechter enkele klachtonderdelen dus ook wel degelijk doel.
Zo is de Accountantskamer met betrekking tot de jaarrekening 2017 van het ICT-bedrijf van oordeel dat een schuld aan de Belastingdienst ten onrechte niet verwerkt is in het (concept) financieel overzicht over 2018 van het ICT-bedrijf, dat de AA heeft opgesteld. Het bestaan van deze schuld is evenmin gemeld in de toelichting. Dit reeds bekende feit, dat ook vermeld zou moeten worden in het uiteindelijke financieel overzicht, had ook in dit concept moeten worden opgenomen en had moeten worden vermeld in de toelichting. De AA heeft, door dit niet te doen, gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Datzelfde geldt voor een schuld van € 76.000 aan een bedrijf, die niet verwerkt werd in de jaarrekening 2017 van het ICT-bedrijf.
Bedreigingen door dubbelrollen
Daarnaast oordeelt de Accountantskamer dat de AA twee bedreigingen voor de naleving van het fundamentele beginsel van objectiviteit niet heeft onderkend en geen maatregel heeft genomen.
De Accountantskamer stelt vast dat de accountant over de boekjaren voorafgaand aan 2018 de jaarrekening van de ICT-onderneming heeft opgesteld. De AA heeft zich weliswaar op het standpunt gesteld dat hij niet uitdrukkelijk opdracht had gehad om ook voor het boekjaar 2018 de jaarrekening van de onderneming samen te stellen, maar zoals volgt uit Standaard 4410 paragraaf A45 hoeft een samenstellend accountant niet iedere verslagperiode een nieuwe opdrachtbevestiging of een andere schriftelijke overeenkomst te sturen. Uit niets blijkt dat de ICT-onderneming de doorlopende opdracht voor het samenstellen van de jaarrekening voor wat betreft het boekjaar 2018 had beëindigd of dat de AA uit eigen beweging zijn werkzaamheden als samenstellend accountant van de onderneming had beëindigd. De enkele verklaring van de AA dat hij meende dat hij niet langer samenstellend accountant van de ICT-onderneming was is onvoldoende. Nu niet gebleken is dat betrokkene niet langer samenstellend accountant van het bedrijf was, was sprake van een samenloop van functies. De AA was enerzijds samenstellend accountant van de ICT-onderneming en anderzijds was hij in het kader van de overname van de ICT-onderneming financieel adviseur van de verkopende BV. De AA had moeten onderkennen dat de samenloop van deze beide functies mogelijk een bedreiging van de fundamentele beginselen had kunnen veroorzaken. Nergens blijkt dat hij dat heeft onderkend en hij heeft naar aanleiding hiervan geen maatregel genomen, constateert de Accountantskamer.
Belang bij goede afloop verkooptraject
Uit de overgelegde stukken blijkt dat de ICT-onderneming gedurende enkele jaren rekeningen van het accountantskantoor niet had betaald. Weliswaar is een betalingsregeling getroffen, waarbij de ICT-onderneming maandelijks een bedrag betaalde aan het accountantskantoor, maar per mei 2018 was nog altijd sprake van een openstaande vordering van € 122.116,32 van het accountantskantoor op de ICT-onderneming. De AA heeft weliswaar gesteld dat de betalingsregeling via de afdeling Credit Management van het accountantskantoor liep en dat hij zich daar persoonlijk niet mee bezighield, maar vast staat dat hij hiervan wel op de hoogte werd gehouden. Ook zou de openstaande vordering van het accountantskantoor, die in het kader van de verkoop door de BV werd overgenomen, voldaan kunnen worden uit de opbrengst van de verkoop. Uit de koopsom is in ieder geval een bedrag van € 81.135,– aan het accountantskantoor betaald. In zoverre had het accountantskantoor dan ook belang bij een goede afloop van het verkooptraject. De AA heeft de bedreiging die uitging van de samenloop van het zijn van financieel adviseur van de verkopende BV en het belang van zijn werkgever bij een goede afloop van het verkooptraject, niet onderkend en hij heeft naar aanleiding hiervan niet beoordeeld of het nodig was een maatregel te nemen om deze bedreiging weg te nemen.
De maatregel van berisping is daarom passend en geboden, oordeelt de Accountantskamer.
Hoe terecht ook, het is wel zuur dat je een niet onaanzienlijke vordering niet veilig(er) kunt stellen door mee te werken aan een verkoop.