Een zich jarenlang voortslepend geschil over een fiscaal advies tussen een in België woonachtig ondernemersechtpaar en het Eindhovense accountantskantoor Joanknecht & Van Zelst lijkt z’n einde te naderen.
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bepaalt na terugverwijzing van de Hoge Raad in een tussenuitspraak dat het echtpaar mag bewijzen zij er bij de aankoop (in oktober 2005) van een bedrijfspand in Valkenswaard van uitgingen dat de resultaten daarvan na de beoogde herstructurering van hun vermogen in box 3 zouden worden belast. Ook krijgen ze de kans om bewijs te leveren dat zij op advies van Joanknecht, vooruitlopend op die herstructurering, het bedrijfspand in privé hebben aangekocht en dat hun adviseur bij Joanknecht tegen hen heeft gezegd dat het bedrijfspand na een aandelenschenking aan hun kinderen in box 3 zou worden belast.
Spontane adviseringsplicht
Als dat bewijs wordt geleverd is Joanknecht & Van Zelst tekortgeschoten in haar verplichting tot advisering in verband met de voorgenomen schenking, spreekt het hof uit. De Hoge Raad oordeelde in 2019 al dat Joanknecht een verplichting tot advisering in verband met de schenking had als het klopt dat het echtpaar verkeerde verwachtingen koesterde over het fiscale resultaat. Na dat arrest werd de kwestie terugverwezen naar het hof, dat daar nu pas gevolg aan geeft.
Van box 1 naar box 3
De zaak draait om een in België woonachtig echtpaar met een eigen bedrijf. In 2005 kopen zij (privé) een bedrijfspand in Valkenswaard, dat in de IB-aangiften in box 1 terechtkomt. In 2006 schenkt het paar aan hun kinderen aandelen in de Belgische vennootschap die voor 75% eigenaar is van de overkoepelende holding, onder voorbehoud van het recht van vruchtgebruik. Daarna worden nog drie andere panden gekocht ten behoeve van het bedrijf.
In 2009 neemt de Belastingdienst contact op: de aangifte over 2006 is niet juist. Er is geen rekening gehouden met de overdracht van de aandelen. ‘Als gevolg van deze overdracht verschuift het pand in Valkenswaard alsmede de schuld met betrekking tot het pand van box 1 naar box 3. Wij willen u vriendelijk verzoeken bij het opleggen van de definitieve aanslag rekening te houden met bovengenoemde verschuiving.’ Daarna worden de panden (tot en met 2011) in box 3 opgenomen.
Rechtszaak tegen Joanknecht & Van Zelst
Het echtpaar spant daarna een rechtszaak aan tegen Joanknecht & Van Zelst. De Hoge Raad is in cassatie gevoelig voor het argument van het echtpaar dat zij er bij de aankoop van het bedrijfspand van uitgingen dat de resultaten daarvan na beoogde herstructurering van het vermogen in box 3 zouden worden belast. Op advies van Joanknecht hebben zij daarom naar eigen zeggen het pand in privé aangekocht.
Het gerechtshof heeft die stelling ten onrechte verworpen als onvoldoende onderbouwd, oordeelt de Hoge Raad in 2019. ‘Indien de juistheid van de bewuste stellingen komt vast te staan, kan dat een ander licht werpen op de verplichting van [het kantoor] tot advisering in verband met de schenking. Of [het kantoor] in die advisering mede de gevolgen van de schenking voor de fiscale positie van het bedrijfspand had moeten betrekken, wordt immers mede bepaald door de voor [het kantoor] kenbare verwachtingen die [eisers] over die fiscale positie hadden.’
Gerechtshof: Joanknecht tekortgeschoten als bewijslevering slaagt
Het Gerechtshof laat nu dus het echtpaar toe tot bewijslevering. Als ze inderdaad het verlangde bewijs leveren dat Joanknecht bekend was met de bedoeling van het echtpaar dat het bedrijfspand als gevolg van herstructurering van hun vermogen uiteindelijk in box 3 terecht zou komen, behoorde Joanknecht als redelijk handelend en redelijk bekwaam belastingadviseur het echtpaar spontaan ervoor te waarschuwen dat zij door het aan de voorgenomen schenking voor te behouden vruchtgebruik (al was dat op initiatief van een notaris bij De Brauw) een aanmerkelijk belang behielden en dat dit in combinatie met de terbeschikkingstelling van het bedrijfspand aan DAG tot gevolg had dat het bedrijfspand niet in box 3 maar in box 1 terechtkwam, met alle fiscale gevolgen van dien.
Een en ander geldt onafhankelijk van de precieze reikwijdte van de concrete opdracht, ook als deze alleen maar strekte tot overdracht van de onderneming (met behoud van zeggenschap) ter besparing van successierechten in België. Joanknecht behoorde immers redelijkerwijs te begrijpen dat het echtpaar de door hen beoogde besparing van successierechten in België wel wilden afwegen tegen de omvang van de Nederlandse inkomstenbelasting in box 1 in plaats van in box 3. Die waarschuwingsplicht is ook niet afhankelijk van de vraag of Joanknecht toen al kon voorzien dat er concrete schade zou (kunnen) optreden. Als professioneel fiscaal adviseur behoorde Joanknecht namelijk redelijkerwijs te weten dat de belastbaarheid van inkomsten en van vermogensontwikkelingen in de komende jaren kan verschillen al naar gelang een en ander in box 1 of in box 3 valt. Joanknecht heeft het echtpaar daarvoor niet gewaarschuwd en dan is zij, als het bewijs wordt geleverd, tekortgeschoten in haar verplichting tot advisering in verband met de voorgenomen schenking.
Hoge Raad volgt conclusie AG over belastingadvies bij verkeerde verwachtingen klant
Geef een reactie