Een handtekening is geen bewijs dat een aangetekend poststuk is ontvangen, oordeelt de rechtbank Noord-Holland na terugverwijzing door de Hoge Raad. Daardoor kan een man die de griffierechten niet had betaald alsnog zijn rechtszaak tegen de Belastingdienst doorzetten.
Een belastingbetaler ligt in de clinch met de Belastingdienst over een aanslag omzetbelasting. De zaak komt voor de Haagse rechter. Maar die verklaart het beroep van de man niet-ontvankelijk, want hij heeft het griffierecht niet betaald. Hem is een aangetekende brief gestuurd om hem aan de betaling te herinneren en die brief is uitgereikt door PostNL, waarbij is getekend voor ontvangst, zo constateert de rechtbank. Toch is er niet betaald.
Rechter informeerde niet goed
De man gaat in verzet, want hij beweert de brief nooit ontvangen te hebben. De Hoge Raad komt eraan te pas en die overweegt dat op de fiscus de plicht rust te onderzoeken of het stuk door PostNL ‘op regelmatige wijze op het adres van die partij is aangeboden’. Vooralsnog zijn de gegevens van de postbezorger reden om te vermoeden dat dat is gebeurd, dus de man moet dat vermoeden ontzenuwen door feiten en omstandigheden te noemen op grond waarvan de ontvangst of de aanbieding van het stuk, in weerwil van de ter beschikking staande gegevens van PostNL, redelijkerwijs kan worden betwijfeld. De rechter heeft hem echter niet geïnformeerd over alle de rechtbank ter beschikking staande gegevens van PostNL waaruit is afgeleid dat de brief op regelmatige wijze op het adres van zijn gemachtigde is aangeboden en in ontvangst is genomen. Daarom is de goede procesorde niet in acht genomen en slaagt de klacht van de man. De Hoge Raad verwijst de zaak terug naar de rechtbank.
Redelijke twijfel voldoende
Die heeft nu een oordeel geveld: ‘De rechtbank overweegt dat de Hoge Raad in ontvankelijkheidskwesties bij het controleren van de aanbieding van aangetekende post een tamelijk soepel criterium hanteert. Het is voldoende dat ontvangst van het poststuk redelijkerwijs kan worden betwijfeld’, vindt de rechter. De man beweert dat hij op het moment van uitreiking in het buitenland was en er verder niemand thuis was. ‘Naar het oordeel van de rechtbank heeft opposant aannemelijk gemaakt de betalingsherinnering niet te hebben ontvangen. De rechtbank acht het aannemelijk dat opposant in het buitenland was en dat ook de buren of een ander die op het huis van opposant paste, het poststuk niet hebben aangenomen. Hoogstwaarschijnlijk heeft een onbekende derde voor ontvangst van het poststuk getekend.’ Daarmee draait de rechtbank het eerdere oordeel van de rechter in Den Haag terug dat het protest niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Geef een reactie