
Een onderneming die te laat een NOW-aanvraag heeft ingediend omdat bij nader inzien de omzetcijfers vanwege herstructurering niet bleken te kloppen, kan niet op soelaas rekenen: volgens de rechter is dat geen reden om af te wijken van het uitgangspunt dat een aanvraag simpelweg op tijd binnen moet zijn.
Een vrouw dient voor haar bedrijf op 25 november 2020 een aanvraag in voor de NOW 2-regeling. Dat is ruim na het aanvraagtijdvak, want dat liep tot en met 31 augustus. Ze kan dus fluiten naar een tegemoetkoming, maar protesteert tegen de afwijzing bij de rechtbank. Haar betoog: de vertraging kwam door een samenloop van omstandigheden. Haar bedrijf werd in 2020 geherstructureerd van een eenmanszaak naar een holding met twee werkmaatschappijen en die operatie was op 1 juni afgerond. De aanvraag werd niet voor 31 augustus ingediend omdat ze op dat moment nog uitging van een te hoge omzet; bij een latere controle bleek die onjuist. De vrouw vindt dat ze wordt gestraft voor haar eerlijkheid.
Geen hardheidsclausule
Maar de rechter ziet daarin geen reden om af te wijken van de werkwijze bij de NOW-regeling: die moet als noodmaatregel eenvoudig zijn en snel uit te voeren en de bepalingen over het recht op en de berekening van de tegemoetkoming zijn dwingend geformuleerd. Er is bewust geen hardheidsclausule opgenomen. Daarom geldt simpelweg dat de aanvraag te laat is ingediend, ongeacht de omstandigheden.
Geen belemmeringen
De rechter erkent dat de strikte toepassing van de regeling voor de vrouw nadelig uitpakt, maar dat weegt minder zwaar dan de keuze voor de dwingend vastgestelde aanvraagtermijn. De rechtbank vindt niet dat er sprake is van het opwerpen van administratieve belemmeringen door de overheid: ‘In deze zaak gaat het om de herstructurering van een onderneming, die ertoe heeft geleid dat de administratie bij eiseres niet op orde was voor 31 augustus 2020. Deze consequentie valt volgens de minister binnen de risicosfeer van eiseres. […] De consequenties van de herstructurering van het bedrijf van eiseres komen voor haar rekening, ook als die er de oorzaak van zijn dat eiseres tijdelijk onvoldoende zicht had op de mogelijkheid om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming NOW-2.’
De vrouw had als laatste argument nog aangevoerd dat haar aanvraag als een definitieve aanvraag beschouwd zou kunnen worden. Maar ook dat gaat niet op: ‘De rechtbank oordeelt dat de NOW-2 een directe vaststelling zonder voorafgaande verlening niet mogelijk maakt. Deze beroepsgrond treft daarom geen doel.’
Geef een reactie