
Een accountantskantoor hoeft de boekhouding van een klant voorlopig niet aan diens nieuwe accountant over te dragen. De kantonrechter acht het onwaarschijnlijk dat de klant geen van de facturen en sommaties van het kantoor heeft ontvangen en het verweer dat de facturen onjuist en buitensporig hoog zijn is onvoldoende onderbouwd. Het accountantskantoor beroept zich met succes op een opschortingsrecht en hoeft de boekhouding daarom (nog) niet over te dragen aan de nieuwe accountant.
Op 24 juli 2019 kwamen het accountantskantoor en de klant, een investeerder, een overeenkomst van opdracht overeen, op grond waarvan het kantoor accountantswerkzaamheden voor de investeerder verrichtte. Volgens het accountantskantoor werden er echter vijf facturen van in totaal € 3.714,46 niet voldaan. Bij de rechtbank Overijssel vordert het kantoor vervolgens betaling van de facturen, de klant op zijn beurt vordert dat de boekhouding aan de nieuwe accountant over wordt gedragen.
Openstaande facturen
Bij de kantonrechter beargumenteert het kantoor dat uit de specificatie op de facturen volgt welke werkzaamheden in rekening zijn gebracht en hoeveel tijd daarmee was gemoeid. Zij voert in dat verband aan dat zij in de branche gebruikelijke tarieven heeft gehanteerd. Het kantoor stelt verder dat de investeerder nooit klachten heeft geuit over de uitgevoerde werkzaamheden en dat zij de verzonden facturen ook zonder protest heeft behouden. Als de klant het niet eens was met de facturen had het volgens het accountantskantoor op de weg van de klant gelegen om daarover tijdig te klagen, hetgeen zij niet heeft gedaan.
De klant heeft ter zitting erkend dat zij het accountantskantoor opdracht heeft gegeven om de werkzaamheden uit te voeren, dat deze werkzaamheden zijn uitgevoerd en dat zij de facturen onbetaald heeft gelaten. Het bedrijf stelt dat zij in eerste instantie nooit facturen en/of aanmaningen heeft ontvangen, omdat deze naar een oud adres zijn verzonden, terwijl het accountantskantoor wist van haar nieuwe adres. Volgens de klant heeft zij, nadat zij de facturen van de gemachtigde van het accountantskantoor had ontvangen, op 20 november 2021 aan het accountantskantoor laten weten dat zij het daarmee niet eens was. De klant betwijfelt de juistheid van de facturen en vindt deze ook buitensporig hoog.
De kantonrechter stelt vast dat het accountantskantoor vijf facturen en diverse betalingsherinneringen aan de investeerder heeft verzonden. De kantonrechter acht het onaannemelijk dat het bedrijf, zoals zij stelt, in eerste instantie geen van die facturen en sommaties heeft ontvangen. Het accountantskantoor heeft – onder verwijzing naar de door haar overgelegde stukken – aangevoerd dat zij deze facturen en sommaties, net als eerdere (wel betaalde) facturen, zowel per post als per e-mailbericht aan de klant heeft verzonden. Zij heeft in dat verband onweersproken gesteld dat zij daarvoor het in het Handelsregister vermelde zakelijke adres en het huisadres van de klant in Duitsland heeft gebruikt. Verder heeft zij, onder verwijzing naar de producties, gesteld dat zij de facturen en de sommaties daarnaast ook heeft gestuurd naar het e-mailadres van de klant dat zij ook gebruikte om informatie met hem uit te wisselen. Volgens het accountantskantoor heeft zij geen foutmeldingen ontvangen.
Als het al zo is dat de klant, zoals zij ter zitting heeft aangevoerd, niet regelmatig aanwezig was op haar bedrijfsadres en dat het huisadres en het e-mailadres in de loop der tijd zijn gewijzigd, dan komt het naar het oordeel van de kantonrechter voor haar risico dat berichten haar niet bereiken. In dat geval had het immers op haar weg gelegen om die (e-mail)adreswijzigingen aan het accountantskantoor door te geven.
Daarbij komt dat het accountantskantoor ter zitting onweersproken heeft gesteld dat een medewerkster herhaaldelijk telefonisch contact met de klant heeft gehad over de openstaande facturen. Uit die omstandigheid kan worden afgeleid dat de investeerder bekend was met de facturen. Volgens het accountantskantoor heeft de klant toen ook toegezegd te zullen betalen. De klant heeft ter zitting desgevraagd te kennen gegeven dat zij niet meer weet of zij een dergelijke toezegging heeft gedaan, maar dat dit wel zou kunnen.
Hoogte facturen
De kantonrechter heeft tijdens de zitting de klant gevraagd wat er in haar visie onjuist is aan de (hoogte van de) facturen. De klant heeft te kennen gegeven dat er niet veel gebeurde in de B.V. en dat een bevriende accountant haar heeft verteld dat een bedrag tussen € 1.000,00 en € 1.500,00 een reële vergoeding voor de door het accountantskantoor verrichte werkzaamheden zou zijn. Verder heeft de investeerder meegedeeld dat haar bezwaar ziet op het aantal gedeclareerde uren en niet op het door het accountantskantoor gehanteerde uurtarief.
De kantonrechter is van oordeel dat de klant haar verweer dat de facturen onjuist en excessief hoog zijn onvoldoende heeft onderbouwd. Het had op de weg van de klant gelegen om per factuur specifiek aan te geven wat daaraan niet juist is en/of waarom deze te hoog is en dat heeft zij niet gedaan. Dit leidt ertoe dat de gevorderde hoofdsom zal worden toegewezen.
Opschortingsrecht
In reconventie vordert de klant dat de kantonrechter het accountantskantoor veroordeelt om haar boekhouding aan haar of aan haar nieuwe accountant over te dragen. De klant voert daartoe aan dat zij is overgestapt naar een ander accountantskantoor, dat zij het accountantskantoor heeft gevraagd de boekhouding aan die nieuwe accountant over te dragen, maar dat de oude accountant daartoe niet wil overgaan zolang de facturen niet zijn betaald. Volgens de klant schendt het accountantskantoor een op haar rustende zorgplicht.
Het accountantskantoor stelt zich primair op het standpunt dat de vordering tot afgifte van de boekhouding afstuit op de opschortingsbepaling in haar algemene voorwaarden. Subsidiair, voor het geval de kantonrechter van oordeel mocht zijn dat de klant zich niet op dit artikel uit haar algemene voorwaarden kan beroepen, stelt het kantoor zich op het standpunt dat zij een gerechtvaardigd beroep kan doen op een retentierecht, zoals bedoeld in artikel 3:290 BW.
Oordeel kantonrechter
Een accountant heeft in beginsel een retentierecht op door hemzelf vervaardigde stukken, overweegt de kantonrechter. In artikel N.1 van de door het accountantskantoor gehanteerde algemene voorwaarden, die op de tussen partijen gesloten overeenkomst van toepassing zijn, is een dergelijk opschortingsrecht expliciet opgenomen.
Bij de beantwoording van de vraag of het accountantskantoor in de gegeven omstandigheden een gerechtvaardigd beroep kan doen op dit opschortingsrecht zal een afweging moeten worden gemaakt tussen enerzijds het belang dat het accountantskantoor heeft bij het uitoefenen van het opschortings-/retentierecht en anderzijds de belangen van de klant die door de uitoefening van het opschortings-/retentierecht kunnen worden geschaad.
Zoals hiervoor in conventie is overwogen en geoordeeld, heeft de klant de door het accountantskantoor in de periode van 30 oktober 2020 tot en met 29 oktober 2021 aan haar verzonden facturen – ondanks aanmaningen – onbetaald gelaten, terwijl zij daartoe wel gehouden was.
Het accountantskantoor legt die ‘wanbetaling’ aan haar beroep op opschorting ten grondslag. De klant heeft haar belang bij haar vordering tot afgifte van de (boekhoudkundige) stukken niet (nader) onderbouwd. De kantonrechter is van oordeel dat de betalingsachterstand dusdanig is dat het door het accountantskantoor gedane beroep op opschorting naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid aanvaardbaar is. Zij overweegt in dit verband dat de klant niet heeft bestreden dat het accountantskantoor alleen de door haarzelf bewerkte (boekhoudkundige) stukken achterhoudt.
Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering in reconventie zal worden afgewezen.
Geef een reactie