
Een beheerder van een stichting die zo’n € 150.000 aan zichzelf uitkeerde en met valse documenten probeerde de diefstal als lening te verkopen, is door de rechtbank veroordeeld tot zeven maanden gevangenisstraf wegens verduistering en valsheid in geschrifte.
De man beheerde van 1999 tot 2017 het Maria-Carolina-Justina-Trip-Fonds. Dat is een stichting die begin vorige eeuw door de naamgeefster is opgericht om behoefte familieleden te ondersteunen. Als beheerder mocht hij jaarlijks 10% van de inkomsten van de stichting als loon aan zichzelf uitbetalen. Tussen begin 2008 en eind 2013 heeft de man in totaal € 67.958,25 op zijn eigen bankrekening overgemaakt; de beheersvergoeding waarop hij recht had, liet hij achterwege. Daarnaast zijn van 2011 tot en met medio 2017 geldbedragen overgeboekt naar bankrekeningen van diverse derde partijen, in totaal goed voor € 106.457,37.
Financiële zorgen
De man verklaarde bij de rechter dat hij in financiële problemen zat door een rechtszaak met zijn voormalig werkgever. De betalingen aan derden werden gedaan om privékosten te dekken. Eén betaling betrof een lening aan een derde, zo stelde hij. Hij vindt dat er sprake is van een geldlening van de stichting aan hem. Dat strookt met de statuten, omdat het zijns inziens om deugdelijke beleggingen ging tegen 4% rente en voldoende zekerheid. Die bestond uit een eigen woning zonder hypotheeklast. De man heeft overeenkomsten van geldlening laten zien; omdat ook alles in de boekhouding stond, is het vermogen van de stichting niet aangetast, is zijn verweer.
Leningen nooit afgelost
Maar daar gaat de rechter niet in mee. ‘Uit de omschrijvingen bij de overboekingen van de bankrekening van de stichting naar de bankrekening van de verdachte valt niet op te maken dat deze betrekking hebben op een lening die aan de verdachte zou zijn verstrekt. Regelmatig staat vermeld ‘voorschot’ of ‘spoedopdracht op uw verzoek’ en ook worden omschrijvingen vermeld als ‘bijzonder’, ‘diversen’ en ‘tussentijds’.’ Er zijn wel twee leningsovereenkomsten, voor in totaal € 140.000, maar er is over de leningen nooit aflossing of rente betaald. ‘Onder al deze omstandigheden kan, anders dan de verdachte heeft betoogd, niet worden gezegd dat het sluiten van een dergelijke overeenkomst van geldlening kan worden aangemerkt als een veilige en deugdelijke belegging, zoals in de statuten is omschreven.’
Bovendien zijn de overeenkomsten van geldlening achteraf opgesteld en niet ondertekend. Ook ontbreekt een deugdelijke administratie. ‘Tot slot weegt de rechtbank mee dat de verdachte vragen van de nazaten over de gestelde lening steeds grotendeels onbeantwoord heeft gelaten, met name door niet te melden dat het een lening aan hemzelf zou zijn.’ De lening aan een derde is hetzelfde oordeel beschoren: er ligt geen ondertekende overeenkomst aan ten grondslag en terugbetaald is er niet.
Schijnconstructie
De rechter acht bewezen dat de man zich als beheerder van de stichting gelden wederrechtelijk heeft toegeëigend. ‘De verdachte heeft daarbij een schijnconstructie opgezet door de door hem aan de bankrekening van de stichting onttrokken geldbedragen achteraf te dekken met valse overeenkomsten van geldlening. Het feit dat de verdachte de overboekingen en de leningen boekhoudkundig transparant zou hebben opgenomen in de boekhouding van de stichting, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Integendeel, het opnemen van bedragen als ware het (onderdeel van) een lening, is niet in overeenstemming met de waarheid geweest en heeft juist bijgedragen aan het in stand houden van de door de verdachte in het leven geroepen schijnconstructie.’
Geen besef
De rechter stuurt de man zeven maanden de gevangenis in. ‘Op de zitting heeft de verdachte op geen enkele wijze blijk gegeven te beseffen dat hij in de fout is gegaan. De verdachte neemt als financieel beheerder ook geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen door telkens naar anderen te blijven wijzen: de voormalig werkgever die maar niet betaalt, de belastinginspecteur die hem zou willen beschadigen en de rechtspraak die het verkeerd ziet. Dit gebrek aan verantwoordelijkheid en daarnaast het feit dat de verdachte de stichting nog niets heeft terugbetaald, weegt de rechtbank in het nadeel van de verdachte mee.’ Die mag bovendien vijf jaar lang niet als beheerder of bestuurder van een stichting optreden.
Geef een reactie