Vervoerder Arriva verwijt een werknemer dat hij nevenwerkzaamheden heeft verricht zonder dat hij daarvoor toestemming van de werkgever heeft verkregen. Wat zegt de rechter?
De kantonrechter buigt zich over het verbod in de cao multimodaal vervoer tot het verrichten van nevenwerkzaamheden zonder toestemming in relatie tot artikel 7:653a BW. In dit wetsartikel dat per 1 augustus 2022 in werking is getreden, staat dat een beding waarbij de werkgever verbiedt of beperkt dat de werknemer voor anderen arbeid verricht buiten de tijdstippen waarop de arbeid moet worden verricht bij die werkgever, nietig is, tenzij dit beding kan worden gerechtvaardigd op grond van een objectieve reden.
Wat is de situatie?
Arriva verwijt de werknemer dat hij nevenwerkzaamheden verricht zonder dat hij daarvoor toestemming van Arriva heeft verkregen en dat hij de nevenwerkzaamheden prioriteit heeft gegeven boven de belangen van Arriva.
Schriftelijke toestemming
Arriva beroept zich daartoe op artikel 70 van de toepasselijke cao Multimodaal vervoer. Dit artikel bepaalt kort gezegd dat de werknemer schriftelijke toestemming nodig heeft van de werkgever voor het verrichten van beroepsmatige werkzaamheden en dat die toestemming in ieder geval wordt geweigerd voor het verrichten van werkzaamheden die kunnen leiden tot overtreding van wettelijke voorschriften ten aanzien van arbeids- en/of diensttijden.
Geen toestemming gevraagd
Volgens Arriva had de werknemer opnieuw toestemming moeten vragen voor zijn garagebedrijf toen de omvang van de werkzaamheden daarvan toenam en heeft hij ten onrechte geen toestemming gevraagd voor de verhuuractiviteiten ten aanzien van zijn camper.
Geen objectieve reden
Het hof oordeelt dat de werknemer terecht een beroep doet op het per 1 augustus 2022 in werking getreden artikel 7:653a BW dat een verbod op het verrichten van nevenwerkzaamheden nietig verklaart, tenzij een dergelijk verbod gerechtvaardigd wordt op grond van objectieve redenen.
Dat de verhuuractiviteiten van de camper niet zouden mogen op grond van objectieve redenen heeft Arriva niet aangetoond, zodat het niet vragen van toestemming daarvoor geen verwijtbaar handelen van de werknemer oplevert dat tot het einde van de arbeidsovereenkomst zou moeten leiden.
Toestemming verleend
Voor het garagebedrijf heeft Arriva toestemming verleend. Dat de uitbreiding van de activiteiten in dat bedrijf – voor zover daarvan al sprake was – de inzetbaarheid van de werknemer als buschauffeur heeft belemmerd heeft Arriva evenmin aangetoond.
De stelling van Arriva dat hij niet wist dat het garagebedrijf meer omvatte dan louter hobbymatige activiteiten komt overigens niet waarachtig over, omdat een vrouw in haar gespreksverslag van 23 februari 2021 zelf meldt dat Arriva, in het kader het in kaart brengen van alternatieve mogelijkheden voor de werknemer, een QuickScan heeft bekostigd naar de mogelijkheden om van het autobedrijf een hoofdbetrekking te maken.
Dat de werknemer in dat autobedrijf werkzaamheden heeft verricht die zijn gezondheid hebben geschaad waardoor hij zijn werkzaamheden als buschauffeur niet kon verrichten, is gesteld noch gebleken.
Prioriteit niet gebleken
De op het internet aangegeven tijdstippen waarop het autobedrijf bereikbaar is, die aansluiten op het voor 2021 gebruikelijke rittenschema van de werknemer, betekenen, anders dan Arriva stelt, niet zonder meer dat de werknemer het autobedrijf prioriteit geeft.
Dat hij vanwege die nevenwerkzaamheden zijn werkzaamheden als buschauffeur niet of niet goed heeft kunnen uitvoeren, is het hof niet gebleken.
Uitspraak Hof Arnhem-Leeuwarden, 28 oktober 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:9231
Geef een reactie