
Een schoonmaakbedrijf moet een boete van € 19.000,- betalen voor het tewerkstellen van twee vreemdelingen. Het Amsterdamse administratiekantoor Consult&co zou voor het bedrijf controleren of werknemers een juiste werkvergunning hadden en erkent een beoordelingsfout te hebben gemaakt. Toch is het kantoor naar eigen zeggen niet schadeplichtig. De rechtbank Amsterdam oordeelt dat Consult&co met betrekking tot een van de twee vreemdelingen inderdaad niet de boete voor het schoonmaakbedrijf hoeft te betalen. Met betrekking tot het tweede geval mag het bedrijf met nader bewijs komen.
Boete sportschool
De Amsterdamse sportschool TrainMore kreeg op 19 november 2019 bezoek van de dienst Inspectie SZW van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (de arbeidsinspectie). Daarbij bleek dat een werknemer van het schoonmaakbedrijf waar de sportschool een overeenkomst mee had niet gerechtigd was om in Nederland te werken. Bij een tweede bezoek aan de sportschool op 30 januari 2020 constateerde de arbeidsinspectie dat er opnieuw een schoonmaker aan het werk was zonder de juiste papieren. Daarop werd een boete van in totaal € 19.000,- aan TrainMore opgelegd.
Twee rechtszaken
De sportschool liet het daar niet bij zitten en stelde het schoonmaakbedrijf aansprakelijk voor de boete. De rechtbank Amsterdam oordeelt dat het schoonmaakbedrijf inderdaad aansprakelijk is, maar het schoonmaakbedrijf stelde op haar beurt in een tweede zaak weer het Amsterdamse administratiekantoor aansprakelijk.
Oordeel rechtbank
De rechtbank oordeelt in een tussenuitspraak dat het administratiekantoor met betrekking tot de tweede vreemdeling niet aansprakelijk is. De schoonmaakondernemer stelt dat hij ten aanzien van de vreemdeling een opdracht heeft gegeven aan Consult&co om zijn documenten voor een werkvergunning te controleren. Het is aan de ondernemer om dit te onderbouwen, hij draagt de stelplicht en bewijslast van dit feit. Consult&co heeft gemotiveerd betwist dat zij een opdracht heeft gekregen om de documenten van de vreemdeling te checken. Zij heeft de naam van de vreemdeling niet in haar e-mailbox of in de loonadministratie gevonden. Bovendien heeft Consult&co erop gewezen dat de vreemdeling aan de arbeidsinspectie heeft verklaard dat de schoonmaakondernemer hem niet om zijn paspoort heeft gevraagd.
De ondernemer heeft in reactie op deze betwisting geen stukken overgelegd zoals informatie uit de loonadministratie of een e-mail waaruit deze opdracht zou blijken. Hij heeft slechts aangevoerd dat er niemand gaat werken voordat het is gecontroleerd door Consult&co, de ondernemer doet het altijd op die manier. Daarbij heeft hij wel e-mails overgelegd van andere voorbeelden waarbij aan Consult&co werd gevraagd om papieren te controleren. In het kader van de gemotiveerde betwisting van Consult&co is deze onderbouwing van de ondernemer onvoldoende, oordeelt de rechtbank. Hieruit kan niet worden afgeleid dat hij Consult&co specifiek een opdracht heeft gegeven om de stukken van de vreemdeling te controleren. De ondernemer heeft nog een bewijsaanbod gedaan om getuigen te horen over een eventueel telefonische opdracht, maar hier wordt niet aan toegekomen omdat ook de ondernemer niet met zekerheid heeft kunnen stellen of de opdracht aan Consult&co dan wel per telefoon zou zijn gegeven.
Bewijsopdracht
Consult&co erkent zij dat de opdracht heeft aanvaard om de documenten van de andere vreemdeling te beoordelen en dat hierbij een beoordelingsfout is gemaakt. Dat betekent dat Consult&co in beginsel tegenover de schoonmaakondernemer aansprakelijk is voor de schade die daardoor is ontstaan. Consult&co betwist echter dat er causaal verband aanwezig is tussen haar handelen en de door de ondernemer gestelde schade. De stelplicht en bewijslast van het causaal verband en de schade rusten op de ondernemer.
Consult&co heeft aangevoerd, in het kader van haar betwisting, dat de ondernemer al eerder had gewerkt dan het door haar gegeven advies op 20 september 2019. Dit heeft Consult&co onderbouwd met de arbeidsovereenkomst die is getekend op 19 september 2019 en waarin staat dat die overeenkomst is ingegaan op 19 september 2019, en met de boetebeschikking waarin staat dat de ondernemer in de periode 19 september 2019 tot en met 8 oktober 2019 arbeid heeft verricht. Door 19 september 2019 als begindatum van de periode te noemen, ligt in de reden dat de ondernemer dus ook op die datum al heeft gewerkt, aldus Consult&co.
De ondernemer betoogt dat dit niet klopt, hij stelt dat een werknemer altijd pas aan het werk gaat na het advies van Consult&co. De vreemdeling heeft dus niet voor 20 september 2019 gewerkt. De ondernemer heeft aangeboden bewijs te overleggen van zijn interne administratie waaruit zou blijken op welke dagen en welke uren de vreemdeling heeft gewerkt en/of telefoongegevens waaruit dit zou blijken.
Aangezien de ondernemer zich voor zijn vordering beroept op de rechtsgevolgen van deze door hem gestelde feiten en sprake is van een gemotiveerde betwisting, ligt de bewijslast ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) bij de ondernemer. Aan hem zal worden opgedragen om te bewijzen dat de vreemdeling pas feitelijk tewerk is gesteld na het advies van Consult&co op 20 september 2019.
In het geval de ondernemer slaagt in het leveren van het bewijs staat vast dat de vreemdeling pas na 20 september 2019 is begonnen met werken, na het advies van Consult&co. Alsdan staat het causaal verband tussen het handelen van Consult&co en de opgelegde boete aan zowel TrainMore als de ondernemer met het schoonmaakbedrijf in beginsel vast.
Onderscheid boetes
Daarna dient echter dan ook nog het verweer van Consult&co beoordeeld te worden dat er een onderscheid bestaat in de boetes, namelijk dat een deel van de boete ziet op het werken zonder vergunning en een deel op het feit dat sportschool TrainMore geen kopie van het identiteitsbewijs in haar administratie had en de schoonmaakondernemer geen identiteitsbewijs heeft verstrekt aan TrainMore. Dit geldt zowel voor de boete die is opgelegd aan TrainMore als die aan de schoonmaakondernemer zelf.
De rechtbank concludeert daarover dat, als de bewijsopdracht slaagt, Consult&co uitsluitend voor het gedeelte van de boete dat ziet op het werken zonder vergunning door de eerste vreemdeling aansprakelijk zal zijn. Dat komt neer op bedrag van € 8.000 ten aanzien van de boete die is opgelegd aan TrainMore en € 4.000 ten aanzien van de boete die is opgelegd aan Consult&co.
In het geval de ondernemer met het schoonmaakbedrijf niet slaagt in het leveren van het bewijs zal de vordering in beginsel worden afgewezen. De rechtbank gaat er dan vanuit dat de vreemdeling is gestart met werken op 19 september 2019 op grond van de onderbouwing hiervan door Consult&co, en dus reeds voorafgaand aan het advies van Consult&co van 20 september 2019. Alsdan ontbreekt het causaal verband tussen het handelen van Consult&co en de opgelegde boete vanwege de tewerkstelling van de vreemdeling.
Immers, ook indien het advies van Consult&co op 20 september 2019 dan was geweest dat de vreemdeling niet mocht werken, dan had de vreemdeling alsnog op één dag gewerkt, namelijk op 19 september 2019. Consult&co heeft voldoende onderbouwd dat de Arbeidsinspectie in dat geval ook voor die ene dag een boete had zullen opleggen. De schoonmaakondernemer heeft op de zitting weliswaar gesteld dat bij een correct advies van Consult&co op 20 september 2019 (dat [de vreemdeling niet mocht werken) zaken anders waren gelopen en er misschien geen boete was opgelegd, maar hiervoor heeft hij onvoldoende aanknopingspunten geboden.



Geef een reactie