Het Beverwijkse accountantskantoor VanNu heeft ook in hoger beroep geen betaling kunnen afdwingen van twee onbetaalde facturen. Die waren in 2020 gestuurd voor werkzaamheden over de jaren 2016, 2017 en 2018, maar ook het gerechtshof vindt dat die rekeningen te vaag waren. Wel hoeft het kantoor een stuk minder aan al ontvangen bedragen terug te betalen dan de kantonrechter eerder bepaalde.
Het kantoor heeft met een klant een overeenkomst waarbij voor een vaste prijs van € 3.260 per jaar een aantal terugkerende werkzaamheden worden verricht.
De facturering verloopt niet helemaal geruisloos, waarbij een keer een correctie moet worden toegepast en een keer dubbel wordt gedeclareerd. In 2019 meldt VanNu dat het afgesproken tarief niet helemaal meer past en dat daarover nieuwe afspraken moeten worden gemaakt. De klant, die zegt deze mail niet te hebben ontvangen, beëindigt de samenwerking eind dat jaar voor een groot deel.
Nota blijft onbetaald
Begin 2020 volgt een proformadeclaratie van ruim 5.000 euro voor werk uit 2016, 2017 en 2018. Die wordt vervolgens na protest verlaagd, maar niet betaald. VanNu schort daarna de werkzaamheden over 2019 op en laat aan de klant weten dat de kosten hoger zijn uitgepakt omdat de administratieve werkzaamheden omvangrijker waren dan vooraf ingeschat. Er wordt echter niet betaald; de klant stelt zelfs nog € 2.365 tegoed te hebben omdat de vooruitbetaalde samenstelling van de jaarrekening niet is uitgevoerd. Daarnaast vordert de klant ‘ontbindingsschade’ van een kleine € 5.800.
Bij de kantonrechter vangt VanNu bot met de vordering, met name omdat niet duidelijk is waarom het gedeclareerde bedrag over 2016 niet overeenkomt met de afgesproken jaarprijs van de vaste werkzaamheden. Voor het gerechtshof probeert het kantoor het opnieuw met een andere toelichting. Per abuis zijn in 2016 geen periodieke declaraties verstuurd, maar een declaratie voor werk dat deels wel en deels niet onder de afspraken viel. Daarom is in 2020 een aanvullende declaratie ingestuurd. Volgens VanNu zijn verdeeld over twee facturen nu alle werkzaamheden over 2016 in rekening gebracht.
Hof: driekwart vaste vergoeding
Het hof stelt vast dat in totaal ruim € 5.000 is gedeclareerd over 2016, waar voor terugkerende werkzaamheden een vaste prijs van € 3.260 was overeengekomen, en dat VanNu niet eerder dan in het tweede kwartaal is begonnen met zijn werkzaamheden. Onduidelijk blijft waarop de bedragen nu precies betrekking hebben, zo is het hof het met de klant eens. ‘Om te beginnen is onduidelijk gebleven of de terugkerende werkzaamheden die VanNu heeft verricht, rechtvaardigen dat over 2016 het vaste bedrag volledig aan [de klant] in rekening wordt gebracht. In aanmerking genomen dat VanNu in ieder geval in het eerste kwartaal van 2016 nog geen werkzaamheden voor [de klant] heeft verricht […] had het op haar weg gelegen concreet toe te lichten hoe het vaste jaarbedrag zich verhoudt tot het gegeven dat zij slechts een deel van het jaar voor [de klant] werkzaam is geweest. Dat VanNu ook terugkerende werkzaamheden heeft verricht die het hele boekjaar 2016 betreffen, zal juist zijn, maar dat neemt niet weg dat niet valt vast te stellen dat het totaal aan werkzaamheden het volledige jaarbedrag rechtvaardigt.’ VanNu kan slechts aanspraak maken op driekwart van het vaste bedrag, vindt het hof.
Onduidelijk is ook waar de aanvullend berekende uren aan zijn besteed. ‘Nu zij pas eind 2019 alsnog werkzaamheden over 2016 is gaan declareren, had het eens te meer op haar weg gelegen zorg te dragen voor een deugdelijke inhoudelijke verantwoording.’ De extra kosten hoeft de klant niet te betalen; VanNu heeft nog wel recht op € 670,75 exclusief btw: dat is het verschil tussen driekwart van het vaste afgesproken bedrag en wat er tot nu toe is betaald.
VanNu had niet de bevoegdheid om de werkzaamheden voor de klant neer te leggen, oordeelt het hof verder. De onduidelijkheden rondom de facturering maakten dat de klant niet tot betalen verplicht was. Vanwege de gedeeltelijke ontbinding van het contract moet VanNu in principe nog ruim € 2.300 aan de klant terugbetalen.
Ontbindingsschade niet toegewezen
Het accountantskantoor boekt wel succes met het bezwaar tegen de ontbindingsschade: die is gebaseerd op een offerte van de opvolgend accountant, die een stuk hoger is dan wat VanNu rekende. ‘Voor zover de nieuwe accountant aanvullende posten heeft geoffreerd, ontbreekt het verband met de tekortkoming van VanNu die tot de gedeeltelijke ontbinding heeft geleid. De posten zijn veeleer terug te voeren op het feit dat [de klant] al had besloten over te stappen naar een andere accountant en daartoe de overeenkomst met VanNu (al) op 17 december 2019 had opgezegd.’ De klant kan evenmin een beroep doen op vergoeding van kosten voor het opnieuw inboeken van cijfers. Daarvoor is een bedrag van € 2.000 gedeclareerd, maar niet bewezen is dat die rekening is betaald.
Na aftrek van de kosten die de klant nog wel moet betalen, blijft VanNu nog € 1.288,96 (inclusief btw) verschuldigd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 juli 2020. Dat is een verbetering ten opzichte van de uitspraak van de kantonrechter, die het accountantskantoor nog had veroordeeld tot betaling van € 2.365,55 (inclusief btw).
Geef een reactie