
Ten aanzien van het schriftelijkheidsvereiste en de totstandkoming van een beëindigingsovereenkomst is niet alleen een handtekening vereist, maar kan in omstandigheden ook worden volstaan met een schriftelijk akkoord per e-mail of WhatsApp-bericht. Dat oordeelt de kantonrechter in een zaak tussen Lidl en een assistent-supermarktmanager.
Geen schriftelijke beëindigingsovereenkomst
Tussen partijen is in geschil of zij overeenstemming hebben bereikt ten aanzien van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 1 mei 2022. De werknemer heeft hiertoe gesteld dat geen sprake is van een schriftelijke overeenkomst, omdat de door hem ondertekende vaststellingsovereenkomst de werkgever nooit heeft bereikt en hij zijn akkoord heeft ingetrokken.
Schriftelijkheidsvereiste
Voor de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst geldt dat een dergelijke overeenkomst schriftelijk moet zijn. Nu dit hier niet het geval is, heeft dit tot gevolg dat er geen beëindigingsovereenkomst tot stand is gekomen en de arbeidsovereenkomst van rechtswege per 6 juni 2022 is geëindigd, aldus de werknemer.
Geen door beide partijen ondertekende overeenkomst
Vast staat dat er geen door beide partijen ondertekende vaststellingsovereenkomst is. Conform het schriftelijkheidsvereiste in artikel 7:670b lid 1 BW is een overeenkomst waarmee een arbeidsovereenkomst wordt beëindigd, slechts geldig indien deze schriftelijk is aangegaan. Aan dit vereiste ligt ten grondslag dat de zwaarwegende gevolgen van een werknemer bij beëindiging van een arbeidsovereenkomst voor de werknemer zijn gewaarborgd en aan de werknemer een bedenktermijn wordt gegeven om die consequenties te overzien en om eventueel juridisch advies in te winnen.
Akkoord per e-mail of WhatsApp
De kantonrechter is, anders dan de werknemer, van oordeel dat ten aanzien van de schriftelijkheidsvereiste en de totstandkoming van een beëindigingsovereenkomst niet alleen een handtekening is vereist, maar in omstandigheden ook kan worden volstaan met een schriftelijk akkoord per e-mail of WhatsApp-bericht. De kantonrechter overweegt hiertoe het volgende.
Akkoord met inhoud overeenkomst en einde contract
Uit de overgelegde mailwisseling en WhatsApp-berichten tussen partijen volgt dat werknemer akkoord is gegaan met de inhoud van de vaststellingsovereenkomst en met beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden per 1 mei 2022.
Werknemer akkoord met beëindigingsovereenkomst
Van belang acht de kantonrechter hierbij dat werkgever tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard en werknemer dit niet heeft weersproken, dat partijen na de mail van 15 maart 2022 waarbij de werkgever de vaststellingsovereenkomst aan werknemer heeft toegestuurd, op 16 maart 2022 telefonisch contact hebben gehad waarbij de inhoud van die vaststellingsovereenkomst uitvoerig is besproken. Vervolgens heeft werknemer een dag later op 17 maart 2022, op de mail van 15 maart 2022 van werkgever met als onderwerpregel: Beëindigingsovereenkomst Lidl” geantwoord: akkoord.
Ingestemd met inhoud vaststellingsovereenkomst
Ook in de opvolgende WhatsApp-berichten tussen partijen, wordt door werknemer meermaals bevestigd dat hij de vaststellingsovereenkomst heeft ondertekend en heeft opgestuurd. De beëindiging zelf of de voorwaarden die zijn opgenomen in de vaststellingsovereenkomst staan nooit ter discussie. Ook hieruit strekt de kantonrechter de conclusie dat werknemer heeft ingestemd met de inhoud van de vaststellingsovereenkomst, dus beëindiging per 1 mei 2022.
Beroep op bedenktermijn kan niet meer
Gelet op het tijdsverloop tussen het toesturen van de vaststellingsovereenkomst op 15 maart 2022 en de mail van werknemer van 25 mei 2022 waarbij hij zijn akkoord intrekt, kan volgens de kantonrechter geen beroep meer worden gedaan op de bedenktermijn van 14 dagen. Ook van een intrekking is geen sprake, aangezien de mededeling ‘akkoord’ de werkgever al heeft bereikt per e-mail van 17 maart 2022.
Akkoord van 17 maart 2022
De kantonrechter is, anders dan werknemer, van oordeel dat met het akkoord van 17 maart 2022 niets anders kan zijn bedoeld dan akkoord met de inhoud van de vaststellingsovereenkomst en met beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 1 mei 2022.
Ongeloofwaardig
Dat met ‘akkoord’ slechts is bedoeld een akkoord te geven op de werkwijze zoals beschreven in de mail van werkgever van 15 maart 2022, acht de kantonrechter ongeloofwaardig aangezien partijen op 16 maart 2022 (voorafgaand aan het akkoord) uitvoerig telefonisch contact hebben gehad over de inhoud van de beëindigingsovereenkomst.
Geen aanspraak meer op transitievergoeding
De conclusie van het voorgaande is dat voldoende is gebleken dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen met wederzijds goedvinden is beëindigd per 1 mei 2022 en dat werknemer hierdoor geen aanspraak meer kan maken op een transitievergoeding. Het verzoek van de werknemer wijst de kantonrechter af.
Uitspraak Rechtbank Den Haag, 29 november 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:14903
Geef een antwoord