De nieuwe eigenaar kocht op 12 januari 2022 100% van de aandelen in het accountants- advieskantoor voor een bedrag van € 220.000,-. In de aandelenkoopovereenkomst werden een concurrentie- en relatiebeding en een boetebeding opgenomen. De oude eigenaar en het kantoor sloten daarna een overeenkomst van opdracht, omdat de man op basis van die overeenkomst nog jaren fiscale werkzaamheden zou blijven verrichten voor een aantal klanten die op een lijst bij de overeenkomst werden vermeld. Dat liep kennelijk niet naar tevredenheid, want in oktober van hetzelfde jaar ontbond het accountantskantoor de overeenkomst.
Schikking
De voormalige eigenaar spande daarover een kort geding aan en uiteindelijk troffen de partijen een schikking. Onderdeel daarvan was dat de overeenkomst van opdracht werd ontbonden, maar de aandelenkoopovereenkomst (inclusief het concurrentie- en relatiebeding en het daaraan gekoppelde boetebeding) bleef onverkort in stand. De voormalige eigenaar werd daarna meermaals schriftelijk gewezen op volgens het accountantskantoor begane overtredingen van het concurrentiebeding en relatiebeding. Het accountantskantoor schortte een betaling op die uit de schikking voortkwam en meldde de voormalige eigenaar dat het de betaling zou verrekenen met een boete die hij hen verschuldigd zou zijn in verband met het boetebeding. Die stuurde op zijn beurt een deurwaarder op pad met een proces-verbaal met het bevel om de toekomstige maandtermijnen tijdig te betalen.
Kort geding
Dat leidde tot het door het accountantskantoor aangespannen kort geding tegen de voormalige eigenaar. Bij de voorzieningenrechter stelt het accountantskantoor dat het relatiebeding al meermaals is geschonden door het adviseren door de voormalige eigenaar van de klanten B4L en een klant van ongeveer 84 jaar. Ook zou het in de vaststellingsovereenkomst opgenomen verbod tot het zich onthouden van negatieve uitlatingen zijn geschonden. Tot slot is volgens het accountantskantoor ook het concurrentiebeding geschonden door het uitvoeren van werkzaamheden voor een accountantskantoor in Den Bosch en doordat hij zich op LinkedIn openlijk presenteert als fiscaal specialist/zelfstandig ondernemer.
Concurrentiebeding en verbod op het doen van negatieve uitlatingen
Voor wat betreft het concurrentiebeding en het verbod op het doen van negatieve uitlatingen komt de voorzieningenrechter niet tot een veroordeling. Het is onvoldoende aannemelijk geworden dat het verbod op het doen van negatieve uitlatingen is overtreden, luidt het oordeel.
Verder verschillen de partijen van mening omtrent de inhoud van het concurrentiebeding in de aandelenkoopovereenkomst. Voor de beantwoording van de vraag of de voormalige eigenaar het verbod heeft overtreden, zal dit moeten worden uitgelegd, oordeelt de voorzieningenrechter. In dat verband is voor het bepalen van de bedoeling van partijen dan wel van hetgeen zij over en weer hebben mogen verwachten bijvoorbeeld van belang hoe de onderhandelingen zijn verlopen en welke mededelingen er over en weer zijn gedaan. Zonder nadere bewijsvoering, waarvoor in het kader van het kort geding geen plaats is, is daarmee voorshands onvoldoende aannemelijk geworden dat het beding moet worden uitgelegd in de door de nieuwe kantooreigenaar gestelde zin en dat de oude eigenaar door de werkzaamheden voor het Bossche accountantskantoor dit verbod heeft overtreden.
Daarnaast is het enkele feit dat de voormalige kantooreigenaar een profiel op LinkedIn heeft, naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende om aan te nemen dat hij daarmee het concurrentiebeding dan wel relatiebeding heeft geschonden en dus in overtreding is. Uit het feit dat bepaalde klanten geen gebruik meer hebben gemaakt van de diensten van het accountantskantoor kan zonder nadere concrete onderbouwing, die ontbreekt, niet worden geconcludeerd dat deze klanten klant van de voormalige eigenaar zijn geworden en dat sprake is van een overtreding van het relatiebeding.
Relatiebeding
Dat ligt anders met betrekking tot het relatiebeding, daar kan volgens de voorzieningenrechter wel kan worden geoordeeld dat sprake is van overtredingen: “Op grond van het partijdebat is voorshands aannemelijk geworden dat [gedaagde sub 2] werkzaamheden heeft verricht voor B4L. Dat deze werkzaamheden gering van aard waren en dat zij zich eventueel beperkten tot het beantwoorden van vragen die door [eiseres sub 2] waren gesteld, doet er niet aan af dat hiermee in strijd is gehandeld met het relatiebeding. De ratio van de gemaakte afspraken is immers dat er in het geheel geen werkzaamheden voor relaties van [eiseres sub 2] plaatsvonden en de daaraan verbonden boete dient als prikkel ter voorkoming daarvan. De omstandigheid dat B4L nog steeds klant is van [eiseres sub 2] doet in dit verband niet ter zake. De werkzaamheden leveren dus een overtreding op van het relatiebeding in artikel 8 lid 3 van de aandelenkoopovereenkomst, zodat de boete twee keer is verbeurd.” Ook met betrekking tot de 84-jarige klant oordeelt de voorzieningenrechter dat de voormalige kantooreigenaar “heeft erkend dat hij in strijd met de aandelenkoopovereenkomst heeft gehandeld. Het betreft hier een overtreding van het relatiebeding (artikel 8 lid 3) Dat het beperkte werkzaamheden betrof, maakt dit niet anders.”
Boetes gematigd
Wel worden de boetes die de voormalige kantooreigenaar moet betalen gematigd tot een bedrag van € 2.500,- per overtreding: “Nu aldus voorshands aannemelijk is dat (i) de overtredingen door [gedaagde sub 2] werkzaamheden van beperkte omvang betroffen, dat dit (ii) niet heeft geleid tot het verlies van klanten en evenmin tot (iii) verlies aan omzet (van betekenis) acht de voorzieningenrechter het voorshands aannemelijk dat in een (eventuele) bodemprocedure zal worden geoordeeld dat onverkorte toepassing van het boetebeding zal leiden tot een buitensporig en daarmee onaanvaardbaar resultaat en dat door [gedaagde sub 2] met succes een beroep kan worden gedaan op matiging van de boetes.”
Geef een reactie