Na de echtscheiding van een man en zijn vrouw ontstond een conflict over de waarde van een gezamenlijke BV, de huisartenpraktijk van de vrouw. Zij was de enig bestuurder van de BV en vroeg een accountant om een samenstellingsopdracht voor de jaarrekening 2023 te aanvaarden. Haar inmiddels ex-man vond dat de RA onvoldoende onderzoek had verricht voordat hij de opdracht aannam, en stelde dat de accountant de integriteit van zijn ex in twijfel had moeten trekken. De RA zou volgens de klager bovendien geen collegiaal overleg hebben gevoerd met de vorige accountant van de BV en onvoldoende rekening hebben gehouden met de invloed van de echtscheidingsprocedure op de opdracht.
Geen relevante partij
De Accountantskamer benadrukte dat collegiaal overleg vormvrij is en zowel schriftelijk als mondeling kan plaatsvinden. De RA had in december 2023 telefonisch contact met de vorige accountant, wat werd gevolgd door aanvullende schriftelijke en telefonische communicatie. Dit kon met documenten en verklaringen van de accountant worden aangetoond. De tuchtrechter ging ook in op het verwijt dat de RA de ex-man als aandeelhouder van de BV niet had gehoord. Maar dit verwijt trof geen doel, aldus de Accountantskamer. Volgens de regels is de accountant uitsluitend verantwoording verschuldigd aan het bestuur en de opdrachtgever, in dit geval de ex-vrouw als enig bestuurder van de BV. De ex-man, hoewel aandeelhouder, kon niet als relevante partij worden beschouwd in de samenstellingsopdracht.
Vermoedens
Ook het verband met de echtscheidingsprocedure werd onderzocht. De Accountantskamer oordeelde dat de samenstellingsopdracht technisch gezien losstaat van de juridische en financiële afwikkeling van de echtscheiding. De ex-man had onvoldoende aangetoond dat de accountant hierbij onzorgvuldig of partijdig zou hebben gehandeld. Andere verwijten, zoals het beschuldigen van de vorige accountant van fouten, werden als ongegrond bestempeld wegens gebrek aan bewijs. Zo stelde de Accountantskamer vast dat de ex-man deze punten uitsluitend op vermoedens en aannames baseerden.
Ongegrond
De Accountantskamer wees daarmee alle klachtonderdelen af. De tuchtrechter oordeelde dat de RA zorgvuldig heeft gehandeld en voldeed aan de verplichtingen volgens artikel 15a van de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA). De accountant had vóór de aanvaarding van de opdracht uitgebreid collegiaal overleg gevoerd met de vorige accountant van de BV. Dit overleg leverde geen signalen op die tegen de aanvaarding pleitten. De Accountantskamer stelde daarnaast dat een echtscheidingsconflict, hoe complex ook, niet automatisch wijst op integriteitsproblemen van een van de betrokken partijen. De RA had in redelijkheid kunnen concluderen dat er geen belemmeringen waren om de opdracht uit te voeren.
Lees hier de uitspraak.
Geef een reactie