
Een Amsterdamse accountant gaat met ingang van 2023 de vennootschapsbelastingaangifte en de jaarrekening verzorgen voor een Zaans marketingbureau tegen een schappelijke prijs van € 425 (exclusief btw) per jaar. In de overeenkomst met het Engelstalige kantoor staat onder meer: “Work to be performed beyond the above scope will be agreed upon beforehand between the parties where practical and reasonable to do so, in order to avoid any misunderstandings.“
Boekhoudwerk niet afgesproken
Het bureau schrikt flink van de rekening die in december op de mat ploft: die is ruim € 6.600 groot. Er wordt € 800 gerekend voor de vennootschapsbelastingaangifte en de jaarrekening en nog eens bijna € 4.700 voor boekhoudkundige werkzaamheden buiten de omvang van de opdracht. De rest is btw. Het marketingbureau is niet van plan de rekening te betalen, want over boekhoudwerk is niets afgesproken. De accountant beweert echter wel met instemming van het bureau de extra werkzaamheden te hebben verricht en stapt naar de rechter.
Die is allereerst snel klaar met de kosten voor de aangifte en de jaarrekening: die zouden € 425 bedragen, dus dat bedrag wordt toegewezen. “De door [de accountant] gevorderde € 800,00 (exclusief 21% btw) voor deze dienstverlening is vermoedelijk gebaseerd op een overeenkomst tussen haar en een andere BV.” Overigens komt de rekening voor het marketingbureau alsnog wel daarop uit, want er wordt ook € 366 aan handelsrente toegewezen.
Geen ondubbelzinnige opdracht
Maar het grootste deel van de rekening hoeft niet te worden betaald, oordeelt de rechter. Daarvoor is de stelling van de accountant te mager: er was geen degelijke boekhouding verstrekt. Hierdoor moest het kantoor zelf de boekhouding op orde brengen om de vennootschapsbelastingaangifte te kunnen doen en de jaarrekening op te stellen. Uit de correspondentie zou blijken dat de klant daarmee akkoord was, maar de kantonrechter kan geen ondubbelzinnige opdracht voor het verrichten van deze extra werkzaamheden lezen in de stukken. “Wel blijkt uit de correspondentie dat [de accountant] aangaf een specificatie van te verwachten kosten te zullen sturen. […] Een nader bericht over de omvang van de extra werkzaamheden en de te verwachten kosten is echter uitgebleven.” En onder die omstandigheden hoefde het marketingbureau niet te begrijpen dat de accountant al begonnen was met boekhoudkundige werkzaamheden tegen een uurtarief van € 175, aldus de rechter.
Omdat het accountantskantoor niet expliciet om toestemming voor de werkzaamheden heeft gevraagd, krijgt het de kosten niet betaald.
Rechtbank Amsterdam, 28 februari 2025, gepubliceerd 24 maart
Geef een reactie