
Een man betaalt een bedrag van € 22.682,- aan BPM voor de registratie van een Audi A6 Avant die op 1 oktober 2020 voor het eerst op de weg is toegelaten. In de aangifte is uitgegaan van een CO2-uitstoot van de auto van 288 gr/km. Bij de aangifte is een taxatierapport gevoegd. De taxateur heeft voor de waardevermindering de handelsinkoopwaarde verminderd met de door hem vastgestelde schade van € 21.482.,-. Volgens het rapport is de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat vastgesteld op € 111.949,- en na schade en een redelijk deel van de reparatiekosten komt de handelsinkoopwaarde uit op € 91.050,-.
In het taxatierapport is opgemerkt dat ter bepaling van de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde toestand door de man een naar waarheid en gedegen onderzoek is gedaan, gebaseerd op Nederlandse referentievoertuigen. De kenmerken van deze vier motorrijtuigen corresponderen zoveel mogelijk met die van de Audi A6 en daarbij wordt verwezen naar een bijgevoegde koerslijst. Bij het taxatierapport heeft de taxateur een XRAY-koerslijst overgelegd van een Audi A6 Avant, RS 6 TFSI quattro, met een CO2-uitstoot van 282 gr/km.
Meer opties dan referentievoertuig
Na de ingediende aangifte is de auto geselecteerd voor controle door DRZ. Die constateert dat uit de SilverDAT VIN-informatie van de auto blijkt dat de bij het taxatierapport overgelegde XRAY-koerslijst niet de koerslijst is van het voertuig waarvan de eigenschappen en kenmerken het dichtst aansluiten bij de Audi A6. De Audi A6 is namelijk uitgerust met meer opties, accessoires en/of pakketten dan het door de taxateur gekozen referentievoertuig. DRZ calculeert de schade op € 1.254,- en de handelsinkoopwaarde van de referentieauto in onbeschadigde staat met een uitstoot van 282 gr/km op € 122.419,-.
Voor het bepalen van het na te heffen bedrag stelt de inspecteur het afschrijvingspercentage vast op 48,40 %. De inspecteur komt hier op door de historische nieuwprijs af te zetten tegen de handelsinkoopwaarde van de referentieauto minus 72% van het schadebedrag van de auto. De inspecteur herziet de naheffingsaanslag met dit percentage in plaats van de tabelwaardes en legt een naheffing van € 5.893,- op waartegen de man in beroep gaat voor de rechtbank Den Haag. Die verklaart het beroep van de man ongegrond waarop de man in hoger beroep gaat bij het gerechtshof Den Haag.
De man stelt dat de historische nieuwprijs door de inspecteur onjuist is vastgesteld. Volgens de man gaat de inspecteur bij de verlaging van de nieuwprijs ten onrechte uit van een lagere bruto BPM vastgesteld op basis van een CO2-uitstoot van (WLTP) 282 gr/km. Maar bij het opleggen van de naheffingsaanslag stelt de inspecteur de bruto BPM vast op basis van een CO2-uitstoot van (WLTP) 288 gr/km. De man beroept zich op het arrest van de Hoge Raad van 22 december 2023 (ECLI:NL:HR:2023:1703).
Geen overeenstemming over handelsinkoopwaarde
De inspecteur stelt dat, anders dan in het geval waarop het door de man aangehaalde arrest van de Hoge Raad van 22 december 2023 betrekking heeft, tussen partijen geen overstemming bestaat over de handelsinkoopwaarde van de auto. De door hem voor de berekening van het afschrijvingspercentage gehanteerde handelsinkoopwaarde is de handelsinkoopwaarde van de referentieauto uit de koerslijst, niet de handelsinkoopwaarde van de auto. De inspecteur is uitgegaan van deze handelsinkoopwaarde omdat, zoals tot het arrest van 22 december 2023 gebruikelijk was, waarbij de inspecteur de handelsinkoopwaarde van de referentieauto heeft afgezet tegen de historische nieuwprijs van de referentieauto (netto catalogusprijs, vermeerderd met btw en BPM op basis van de CO2-uitstoot van de referentieauto).
Volgens de inspecteur heeft de man niet aannemelijk gemaakt waarom aan de buitenlandse importauto een hogere afschrijving moet worden toegekend dan de meest vergelijkbare Nederlandse referentieauto. Daarnaast gaat de man voor de berekeningsmethodiek wel uit van de basisgegevens van het meest vergelijkbare Nederlandse referentievoertuig terwijl deze basisgegevens voor de buitenlandse importauto niet bekend zijn en hier door de man ook niets is aangedragen dan wel aannemelijk is gemaakt.
Het hof overweegt dat het gerechtshof ’s-Hertogenbosch in zijn uitspraak van 25 oktober 2023 (ECLI:NL:GHSHE:2023:3529) nog eens verwoord wat het wettelijk systeem inhoudt. Het hof stelt voorop dat de verschuldigde BPM met betrekking tot gebruikte personenauto’s wordt berekend met inachtneming van een vermindering. Deze vermindering is de afschrijving, uitgedrukt in procenten van de som van de catalogusprijs en de BPM op het tijdstip waarop de auto voor het eerst in gebruik is genomen. Het is aan de belastingplichtige om die vermindering aan te tonen.
Drie methoden om waardedaling vast te stellen
Het hof overweegt dat de wet in drie methoden heeft voorzien waaruit kan worden gekozen om die reële waardedaling aannemelijk te maken. Dat kan door verwijzing naar een in de handel algemeen toegepaste koerslijst voor de inkoop van gebruikte motorrijtuigen door wederverkopers in Nederland of door een verklaring van een onafhankelijke, erkende taxateur. En anders wordt de afschrijving bepaald aan de hand van de in artikel 8, lid 5, Uitvoeringsregeling BPM voorziene afschrijvingstabel.
Het hof overweegt dat de Audi A6 van de man een gebruikte auto is met meer dan normale gebruiksschade. Daarom mocht de man aangifte doen met een taxatierapport. Vaststaat daarom dat in het taxatierapport ten onrechte de schade aan de auto op een bedrag van € 21.482,- is gewaardeerd. Ook is een onjuiste koerslijst overgelegd. De door de man gestelde handelsinkoopwaarde van de auto wordt door het taxatierapport niet onderbouwd, hetzelfde geldt voor de netto catalogusprijs van de auto.
Naar het oordeel van he hof is ook sprake van een volstrekt ontoereikend rapport; het bevat geen concrete informatie over de gehanteerde marges en percentages, laat staan een onderbouwing van de gemaakte keuzes. Niet duidelijk is welke betekenis is toegekend aan de koerslijst. Het hof is van oordeel dat de man er niet in is geslaagd om te bewijzen wat de afschrijving is.
Naar het oordeel van het hof heeft de inspecteur er terecht op gewezen dat aannemelijk is dat de waardevermindering ten opzichte van de historische nieuwprijs uitgedrukt in een percentage, niet anders is voor het gedeelte van de historische nieuwprijs dat zijn grondslag vindt in de BPM dan voor het gedeelte dat zijn grondslag vindt in de netto catalogusprijs.
Hoge CO2-uitstoot leidt niet vanzelfsprekend tot hoge waarde
De inspecteur hoeft zich niet te houden aan de afschrijving zoals de man zich dat voorstelt. De handelsinkoopwaarde van de auto is niet komen vast te staan, dit blijft voor risico van de man. De vaststelling van het afschrijvingspercentage door vergelijking met het afschrijvingspercentage van de referentieauto met behulp van de koerslijst is volkomen verdedigbaar.
Dat een hogere CO2-uitstoot automatisch tot een hogere handelsinkoopwaarde leidt, acht het hof niet voor de hand liggend. Per geval zal moeten worden beoordeeld of dit zo is. Hierbij dienen alle relevante omstandigheden van het geval in ogenschouw te worden genomen, zoals de omvang van het verschil in CO2-uitstoot, de herkomst van het motorvoertuig , exclusiviteit, de courantheid van het merk en het model, de uitvoering en of het motorvoertuig bijzondere kenmerken heeft. Het verschil in CO2-uitstoot tussen de auto en de referentieauto in de koerslijst is slechts 6 gram per kilometer. Een dergelijk verschil heeft, naar het oordeel van het hof, op zichzelf geen effect op de handelsinkoopwaarde.
Taxatierapport vertoont diverse gebreken
Wat betreft de schade bepleit de man primair dat het taxatierapport dient te worden gevolgd. Subsidiair dient de door DRZ geaccepteerde schade voor 97% en niet voor 72% in aanmerking te worden genomen volgens de man. De auto is jong (15 maanden), heeft weinig kilometers op de teller (22.410) en behoort volgens de man tot het exclusieve segment. De inspecteur voert aan dat aan het taxatierapport diverse formele en materiële gebreken kleven.
De taxatie is niet uitgevoerd door de taxateur, de tijd op de foto ligt niet binnen het tijdsbestek van de fysieke opname en het is niet mogelijk om binnen 20 minuten zoveel schade te constateren. De taxateur laat na te vermelden dat de auto metallic lak heeft en neemt de opties in de koerslijst op als ‘overige opties’, wat niet juist is en tot een lagere koerslijstwaarde leidt. Ook is onduidelijk welke handelsmarge de taxateur heeft gebruikt en welk redelijk deel van de reparatiekosten is afgetrokken van de gemiddelde vraagprijs van de vier gebruikte referentieauto’s.
De man laat na te onderbouwen waarom meer schade in aanmerking moet worden genomen. De auto is niet jong en exclusief en er zijn ook geen reparatienota’s of andere bewijzen van schade. In dit verband herhaalt de inspecteur, naar het oordeel van het hof, terecht dat zijns inziens het taxatierapport terzijde moet worden geschoven en dat de bewijslast bij de man ligt.
Naheffingsaanslag verminderd
Het hof oordeelt dat de man gebruik mag maken van de voor hem meest gunstige koerslijst. De inspecteur slaag er niet in duidelijk te maken waarom de door de man gebruikte koerslijst niet geschikt is. Het hof ziet in het taxatierapport, gelet op de genoemde inhoudelijke gebreken, geen aanleiding om meer schade in aanmerking te nemen.
Op de foto’s is geen schade te zien en DRZ heeft rekening gehouden met enige schade aan de achterklep. De overige sporen kwalificeert het hof als normale gebruikssporen, die niet vreemd zijn aan een auto van 15 maanden oud met 22.410 kilometer op de teller. Het hof ziet geen reden om van de door DRZ berekende 72 % aftrek van reparatiekosten af te wijken. Gelet hierop en de hogere afschrijving komt de naheffingsaanslag uit op € 5.600,-.
Gerechtshof Den Haag, ECLI:NL:GHDHA:2025:648
Geef een reactie