
De onderneming exploiteert een rondvaartboot voor zestien passagiers. De boekhouding, belastingaangifte en loonadministratie werden sinds 2019 verzorgd door Moore DRV. Tijdens de coronapandemie waren er nagenoeg geen rondvaarten, wat leidde tot een aanzienlijke terugval in omzet. Over 2022 bedroeg de jaaromzet volgens het bedrijf € 86.000. Moore stuurde in datzelfde jaar vier facturen voor een totaalbedrag van € 15.304,41.
‘Disproportioneel’
Het echtpaar vond dit bedrag disproportioneel en weigerde te betalen. Na een sommatie van Moore DRV betaalden zij slechts € 3.630. De rest werd niet voldaan, waarna Moore naar de rechter stapte. In de rechtszaal betwistte het echtpaar de hoogte van de rekeningen. Volgens hen kon het niet kloppen dat de administratiekosten bijna 20% van de jaaromzet bedroegen. Ook uitten zij kritiek op de kwaliteit van het werk van Moore, en gaven zij aan inmiddels een offerte van een nieuwe accountant te hebben gekregen van € 2.387 per jaar.
De rechter ging daar niet in mee. Volgens de kantonrechter zijn de werkzaamheden die Moore verrichtte in 2022 in lijn met eerdere jaren en bleven zij ook tijdens de coronaperiode de reguliere taken uitvoeren. De rechter stelde dat het enkele feit dat de omzet lager lag, geen reden is om de facturen niet te betalen.
Terecht op rente afgeboekt
Het echtpaar had zich ook beklaagd over de manier waarop Moore hun betaling van € 3.630 had verwerkt. Die werd namelijk geheel afgeboekt op de tot dan toe opgelopen handelsrente. De rechtbank oordeelde echter dat dit terecht was, conform de wettelijke regels. Volgens artikel 6:44 van het Burgerlijk Wetboek moet een betaling eerst in mindering worden gebracht op rente en kosten, en pas daarna op de hoofdsom.
Vordering toegewezen
De rechter wees de volledige vordering van Moore toe. Dat betekent dat het rondvaartbedrijf € 15.304,41 moet betalen, verminderd met het eerder betaalde bedrag, en vermeerderd met wettelijke handelsrente vanaf de vervaldata van de facturen. Ook moet het bedrijf € 928,04 aan buitengerechtelijke incassokosten betalen. Daarnaast is het veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 2.356.
BV bestaat niet
Opvallend was dat de dagvaarding oorspronkelijk was uitgebracht namens ‘Moore DRV B.V.’, terwijl een besloten vennootschap met die naam niet bestaat. Tijdens de zitting verklaarde Moore dat het om de maatschap Moore ging. De rechter stelde dat dit als een kennelijke verschrijving kon worden gezien, en dat beide partijen wisten om wie het ging. Omdat geen van beide partijen bezwaar maakte, werd de procedure voortgezet.
Lees hier de uitspraak.
Ik heb ook een klant die eerst bij Moore zat en de facturen die ze hebben gestuurd zijn veel te hoog voor wat ze daar voor hebben gedaan; veel meer dan geoffreerd ook! Ik heb bovendien het opnieuw moeten doen, want er klopte niets van en moest een suppletie btw indienen omdat ze veel te hoog hadden aangegeven.
Deze uitspraak is echt fout en ik denk dat dit echtpaar hier niet mee akkoord moet gaan; hoger beroep.
Wat mij even niet helder is is waar het echtpaar de wetenschap vandaan haalt dat de omzet iets te maken zou kunnen hebben met de kosten die er mee gemoeid zijn om de aangeleverde gegevens (boekhouding of bagger) te verwerken tot een enigszins acceptabel -veelal fiscaal- resultaat. Vaak is er wel een samenhang tussen de omvang van de organisatie en de kwaliteit van de aangeboden informatie. Hoe kleiner hoe minder, dus meer werk.