
Het hof legde de man negen maanden gevangenisstraf op, waarvan zes voorwaardelijk. De strafoplegging wordt echter deels vernietigd, omdat het hof bij het bepalen van de straf is uitgegaan van een veel grotere fraude dan in de tenlastelegging bewezen is verklaard — zonder dat dit voldoende is onderbouwd.
Valse aangiften over zes jaar
De zaak draait om een belastingadviseur die tussen 2011 en 2014 zestien onjuiste aangiften inkomstenbelasting indiende namens zes verschillende belastingplichtigen. In die aangiften werden aftrekposten opgevoerd — zoals zorgkosten — die niet waren gemaakt. Daarmee maakte hij zich volgens het gerechtshof schuldig aan het meermalen opmaken van een vals geschrift, strafbaar gesteld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Hof ziet patroon, maar motiveert onvoldoende
Het gerechtshof Amsterdam oordeelde dat de fraude van de verdachte verder reikte dan de zestien aangiften uit de bewezenverklaring. Het hof stelde vast dat de Belastingdienst in totaal meer dan 300 aangiften van de verdachte opnieuw heeft beoordeeld. In bijna 80 procent van die aangiften zouden zorgkosten zijn geclaimd. Op basis daarvan concludeerde het hof dat sprake was van een grootschalig en structureel patroon van belastingfraude. Dit leidde tot een zwaardere straf.
De Hoge Raad maakt daar nu een einde aan. Hoewel het gerechtshof het grootschalige karakter van de fraude tot uitgangspunt nam bij de straftoemeting, blijkt uit het proces-verbaal van de terechtzitting niet dat de verdachte daarover is bevraagd. Ook is onvoldoende uiteengezet of en in welke mate er bij de overige aangiften sprake was van opzettelijke fraude — iets wat de verdediging nadrukkelijk heeft betwist.
De Hoge Raad verwijst naar eerdere jurisprudentie (HR 26 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:896), waarin is bepaald dat ook feiten die niet in de tenlastelegging zijn opgenomen, onder omstandigheden kunnen meewegen bij de strafoplegging. Maar dan moet wél duidelijk worden gemaakt waarom die feiten relevant zijn en hoe aannemelijk is geworden dat de verdachte zich ook daaraan heeft schuldig gemaakt. Aan die eis heeft het hof volgens de Hoge Raad niet voldaan.
Dat de bewezenverklaring de zinsnede bevat “waaronder (onder meer)” – waarmee mogelijk meer aangiften bedoeld zijn – doet daar volgens de Hoge Raad niets aan af. Zonder heldere motivering blijft onduidelijk of er daadwerkelijk sprake was van opzettelijke onjuistheden buiten de bewezen zestien gevallen.
Terug naar het hof
De Hoge Raad vernietigt het arrest van het gerechtshof Amsterdam daarom gedeeltelijk, uitsluitend voor wat betreft de strafmaat. De zaak wordt terugverwezen naar datzelfde hof om de straf opnieuw te beoordelen — dit keer met een deugdelijke motivering.
Geef een reactie