
Faillissement
Rabobank was de huisbankier van OAD. De bank zegde in 2013 de kredietrelatie op. OAD had Rabobank gevraagd de looptijd van een bepaald krediet met vier dagen te verlengen en om dat krediet met een bedrag van € 1,1 miljoen te verruimen. Maar Rabobank weigerde dat. Daarop vroeg de reisorganisatie het eigen faillissement aan, dat de dag erna werd uitgesproken. OAD verweet Rabobank daarna de weigeringsbeslissing en stelt dat Rabobank daardoor het faillissement van de OAD Groep heeft veroorzaakt.
Rechtszaak
Maar de rechtbank Midden-Nederland en het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden wezen de (schade)vorderingen van OAD af, omdat Rabobank volgens beide rechterlijke instanties de verlenging en verruiming mocht weigeren en bovendien niet vaststaat dat uitsluitend die weigering het faillissement van OAD heeft veroorzaakt.
OAD ging tegen de uitspraak van het hof in cassatie bij de Hoge Raad en voerde in cassatie een aantal bezwaren tegen die uitspraak aan.
Hoge Raad
De plaatsvervangend procureur-generaal (plv. PG) adviseerde de Hoge Raad op 11 april 2025 het cassatieberoep van OAD te verwerpen.
De Hoge Raad heeft vrijdag in lijn met het advies van de plv. PG beslist dat de bezwaren van OAD tegen de uitspraak van het gerechtshof niet opgaan. De hoogste rechtsinstantie heeft de bezwaren zonder inhoudelijke motivering afgedaan omdat de bezwaren niet tot vernietiging van de uitspraak van het hof kunnen leiden en geen juridisch belangrijke nieuwe vragen oproepen die moeten worden beantwoord.
Daarmee is de procedure tot een einde gekomen en staat definitief vast dat Rabobank niet aansprakelijk is voor de schade die OAD door het faillissement heeft geleden.
Hoge Raad, ECLI:NL:HR:2025:857
Oordeel hof:
Geef een reactie