
De Hoge Raad verwerpt vier van de vijf cassatiemiddelen van de verdachte zonder nadere motivering, zoals mogelijk is onder artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Dit betekent dat het hof van ’s-Hertogenbosch gelijk krijgt in zijn oordeel dat de bestuurder opzettelijk handelde ter benadeling van schuldeisers. Alleen het vijfde middel, over de overschreden procestermijn in cassatie, verklaart de Hoge Raad gegrond. Dit leidt tot een marginale strafvermindering van één maand – een gebruikelijke correctie bij termijnoverschrijdingen.
Administratie vernietigd
De verdachte, enige bestuurder van zowel een BV als een stichting, was eerder door het gerechtshof ’s-Hertogenbosch schuldig bevonden aan meerdere ernstige overtredingen. Zo had hij tijdens en voorafgaand aan de faillissementen van beide rechtspersonen nagelaten een deugdelijke administratie te voeren. Bovendien liet hij in 2016 bewust de administratie van de stichting vernietigen, waardoor de curator geen inzicht kon krijgen in de financiële verplichtingen en activa.
Opschonen balans
Daarnaast werd de verdachte veroordeeld voor het kunstmatig ‘opschonen’ van de balans van de BV door middel van memoriaalboekingen. Hierbij werden vorderingen van de BV op de stichting en op zichzelf in privé afgeboekt, zonder dat hier een zakelijke rechtvaardiging voor bestond. Deze handelingen, die plaatsvonden in een periode waarin een faillissement dreigde, hadden tot gevolg dat schuldeisers werden misleid en hun verhaalsmogelijkheden ernstig werden beperkt.
Strafbaar
De AG onderstreepte in zijn conclusie dat het niet voeren of vernietigen van een administratie niet alleen een civielrechtelijke tekortkoming is, maar ook strafrechtelijk zwaar kan worden aangerekend. Artikel 343 Sr (oud) en artikel 344a Sr stellen expliciet dat bestuurders verplicht zijn een administratie bij te houden en te bewaren, juist om te voorkomen dat schuldeisers in een faillissement worden benadeeld.
Het hof had in deze zaak vastgesteld dat de verdachte niet alleen nalatig was, maar ook opzettelijk handelde ‘ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers’. Dit vereist volgens vaste jurisprudentie dat de verdachte wist dat zijn handelen een aanmerkelijke kans op benadeling van schuldeisers met zich meebracht – iets wat in dit geval overtuigend werd geacht, gezien de financiële problemen en het dreigende faillissement.
Visie van AG
De AG benadrukte eerder dat een deugdelijke administratie de ‘kenbron’ is van elk faillissementsproces. Zonder volledige en juiste administratie kan een curator zijn taak niet vervullen: het reconstrueren van transacties, het identificeren van schuldeisers en het veiligstellen van de boedel wordt dan onmogelijk. Dit schaadt niet alleen individuele crediteuren, maar ondermijnt ook het vertrouwen in het economisch verkeer.
In zijn analyse wees de AG erop dat de verdachte, ondanks zijn kennis van de financiële problemen, bewust heeft gekozen om geen administratie te voeren en bestaande documenten te vernietigen. Dit wijst op een bewuste aanvaarding van het risico dat schuldeisers hierdoor zouden worden benadeeld – een essentieel element voor strafbaarheid onder artikel 343 Sr.
Geef een reactie