‘Ieder nadeel heb zijn voordeel’, een uitspraak die zeker geldt voor ons pensioenstelsel. Ons land had een economische crisis van jewelste nodig om te beseffen dat het collectieve, op intergenerationele solidariteit rustende pensioenstelsel niet meer te financieren is. Sterk toegenomen levensverwachting, structureel lage marktrentes en een steeds schever wordende verhouding tussen werkenden en niet werkenden maken dat het systeem van doorsneepremie onhoudbaar is. De individualisering van de arbeidsmarkt (meer zzp-ers, minder traditionele loondienstverbanden) is de genadeslag.
De doorsneepremie is het collectieve premiestuur waarmee de kosten van pensioenen al decennialang defacto werden afgewenteld op jongeren. En jaar op jaar steeds hoger werd. Tot grote frustratie van menig ondernemer in de metaal-, transport- of bouwsector. Om maar enkele bedrijfstakken te noemen die zwaar te leiden hebben gehad. Zelfs de SER heeft in haar rapport ‘Toekomst pensioenstelsel’ uit februari 2015 erkend dat ‘in principe (…) de formele DB-regeling (waarin in principe uitkeringen vastliggen en premies variabel zijn) hiermee in de praktijk is veranderd in een collectieve regeling met variabele uitkeringen (een collectieve DC-regeling, ook wel CDC-regeling genoemd)’. Dat was nog niet zo lang geleden vloeken in de kerk toen ons pensioenstelsel werd geroemd om haar keiharde (nominale) pensioengaranties. Het blijkt dus achteraf een stuk minder hard te zijn. Iets wat inmiddels honderdduizenden werknemers en gepensioneerden hebben gemerkt: meer en meer premie, en minder en minder pensioen.
Dat verklaart ook waarom juist de meeste innovaties plaatsvinden in de (individuele) DC-markt. De beschikbare premieregeling is voor veel werkgevers, die überhaupt de keuze hebben om over te stappen naar een modern pensioensysteem, hét medicijn tegen de rentemigraine van traditionele collectieve pensioenregelingen. In hun zoektocht naar de meest efficiënte besteding van schaarse pensioeneuro’s kiest men voor prudente beleggingssystemen waarin risico niet wordt gezien als een bedreiging maar als een kans op meer pensioen. ‘Risico’ is immers de dominante variabele in ons pensioenstelsel.
Is solidariteit daarmee verleden tijd? Nee, en dat is ook niet gewenst. Zolang wij in Nederland wonen in een gemeenschap van mensen die belang hebben bij rust en zekerheid in de koopkracht van ons inkomen, ook over de periode(-s) waarin onze verdiencapaciteit (human capital) is verlaagd of verdwenen, kan solidariteit, mits goed ingestoken, juist helpen. In het realiseren van kostenvoordelen door collectieve inkoop of het collectief verzekeren van risico’s bijvoorbeeld.
Klijnsma’s plannen
Klijnsma opteert in haar hoofdlijnennotitie voor een toekomsbestendig pensioenstelsel voor een stelsel dat rust op een aantal pijlers:
- Een gedifferentieerde aanpak: een toereikend aanvullend pensioen voor alle werkenden. Hiermee moet iedereen die werkt, in loondienst flex of zzp-er, toegang hebben tot een adequaat pensioen.
- Overgang naar een actuarieel correcte systematiek van pensioenopbouw. Dit is een belangrijke, want dit draagt de doorsneepremiesystematiek ten grave en introduceert een stelsel van afnemende (ook wel: degressieve) opbouw. De jaarlijkse aangroei van het pensioen neemt af naarmate de deelnemer aan de regeling ouder wordt. Dus niet meer 1,875% per jaar, maar 75% over 40 jaar verspreid. De financiering blijft gebaseerd op een leeftijdsonafhankelijke inleg (zeg maar: een vlakke premie) maar zonder het herverdelingsprobleem dat aan de huidige doorsneepremie-systematiek kleeft. In het nieuwe systeem is iedere euro die wordt betaald voor een jongere, ook bestemd voor het pensioen van die jongere.
- Een transparant en eenvoudig pensioen. In combinatie met het tweede uitgangspunt, de degressieve opbouw wordt het (gevoel van) eigendomsrecht op het individuele pensioenvermogen gestimuleerd waarbij wel risico collectief wordt gedeeld. Maar niet herverdeeld!.
- Meer ruimte voor maatwerk en keuzemogelijkheden. Maatwerk en keuze zijn veel voorkomende woorden in de beleidsnotitie en gaat over veel aspecten die er allemaal op neer komen binnen welke risicotolerantie een pensioenregeling 3.0 de voor de deelnemer betaalde premie opzij gaat zetten voor het pensioen. Maatwerk op gebied van beleggingsbeleid, de hoogte van de inleg en vorm van de uitkering. Denk daarbij ook de combinatie met wonen en zorg. Maar wel binnen de perken van hetgeen de deelnemer aan vrijheid kan dragen: Klijnsma is beducht op het welvaartsverlies en extra druk op collectieve middelen door financiële ongeletterdheid en uitstelgedrag (de ‘myopische’ burger)
Synthese
De keuze voor het ‘Persoonlijk pensioenvermogen met (collectieve) risicodeling’ is een synthese tussen de goede elementen van de traditionele collectieve pensioenregelingen met uitkeringsgaranties (al dan niet keihard verzekerd) en de moderne, meer op individuele basis uitgevoerde premieovereenkomsten. Maar je kunt het ook anders noemen. Ons pensioenstelsel wordt een beschikbare premieregeling met een leeftijdsonafhankelijke staffel waarbinnen werkgevers én werknemers, al dan niet gestuurd door cao-afspraken en/of verplicht gestelde fondskeuze, met enige mate van keuzevrijheid kunnen zoeken naar een optimale verhouding tussen ‘risico’ en ‘rendement’ en bij die zoektocht een uitvoeringsvehikel kunnen kiezen die daarbij het beste aansluit: Een bedrijfstakpensioenfonds (BPF), een Algemeen Pensioenfonds (APF), PremiePensioenInstelling (PPI) of een levensverzekeraar anno 2015.
Veel water door de polder
Er moet nog veel water door de Nederlandse polder voordat het nieuwe stelsel staat. Het nieuwe systeem wordt gefaseerd ingevoerd vanaf 2020. Vele heilige huisjes zullen omgeschopt worden, ook in ons fiscale, op archaïsche DB-gronden gefundeerde, pensioenstelsel. Maar ondertussen vindt er sluipenderwijs al veel verandering plaats, die het DB-stelsel en het DC-stelsel al steeds dichter naar elkaar brengen:
- Het huidige stelsel van waardeoverdracht gaat al op de helling
- De introductie van het APF als ontbrekende schakel in de uitvoering van regelingen met verschillende risico-rendement profielen.
- Doorbeleggen door de pensioendatum heen als structurele oplossing voor de lage rente problematiek bij pensionering in beschikbare premieregelingen. Helaas heeft Klijnsma in een onbewaakt ogenblik, onder politieke druk, onlangs de obscure pensioenknip weer tijdelijk ingevoerd.
- Onderzoek naar de vormgeving van grote bedrijfstakbrede verplichtstelling.
En de DGA? Tja, staatssecretaris Wiebes heeft daadkracht getoond door na jarenlange onzekerheid eindelijk zíjn plannen te ontvouwen voor een toekomstig bestendig pensioenstelsel voor DGA’s. Voor Wiebes is hetzelfde (fiscale) pensioenstelsel te complex blijkbaar. En schaft om die reden het hele stelsel af dat Financiën in de afgelopen jaren zelf heeft gecreëerd. Aan de andere kant, ook niet zo verwonderlijk omdat het ‘Financieel-toetsingskader-voor-DGA-pensioen’ inmiddels heeft geleid tot 4 waarderingsvarianten van hetzelfde pensioen! Fiscaal tegen 4% voor de dotatieberekening in de vennootschapsbelasting, Commercieel op basis van Richtlijn 2014-04, commercieel op basis van de SRA-richtlijn en commercieel op grond van V&A 12-008 (de dividendtoets). Daarvoor in de plaats komt een bancaire lijfrente-oplossing in eigen beheer, het oudedagssparen. Met, jawel, een leeftijdsafhankelijke premiestaffel met marginale oprenting tegen een fictief, niet op de markt te kopen, renteproduct, het u-rendement. De DGA die zijn oudedagsgeld belegt in een fictief mandje kortlopende nederlandse staatsleningen. Langlevenrisico uit de B.V., concentratierisico erin. Tjonge, jonge, je zou bijna verlangen naar visie op het departement van Financiën.
Jack Borremans is partner van LNBB actuarissen + pensioenconsultants te Amersfoort en Dordrecht, gespecialiseerd in fiscale, juridische, actuariële en verzekeringstechnische pensioenadvisering aan ondernemers en hun ondernemingen en initiatiefnemer van Penformance.nl, een platform voor pensioenadviseurs voor de beoordeling en vergelijking van premiepensioenproducten.
Geef een reactie