Een accountant heeft bij het gerechtshof Amsterdam alsnog betaling afgedwongen voor advies over haar juridische positie in het kader van een opdracht die door de opdrachtgever is ingetrokken.
De accountant heeft vanaf medio 2011 accountantswerkzaamheden verricht voor een beleggingsinstelling. Die trekt eind december van dat jaar de opdracht in “wegens onvoldoende vertrouwensbasis”. Na overleg bevestigt de accountant de intrekking van de opdracht behoudens de afronding van de werkzaamheden bevestigd. Zij draagt de opdracht over aan RSW Accountants in Helmond.
Later volgen vier facturen voor in totaal € 63.651,64 voor controlewerkzaamheden na de intrekking van de opdracht tot de overdracht aan RSW. Een vijfde factuur betreft € 4.249,66 voor advisering door Nauta Dutilh. Die facturen worden niet betaald en de accountant stapt naar de rechter. Zij stelt dat de kosten betrekking hebben op de controle van de jaarrekening, die onderdeel vormde van de opdracht.
Onregelmatigheden
Verder stelt de accountant dat zij in december 2011 bekend is geworden met onregelmatigheden bij de beleggingsinstelling. Na aankondiging van nader onderzoek en mogelijke melding bij de toezichthouders is de opdracht ingetrokken. In januari 2012 betwist de opdrachtgever de benoeming van de accountant als controlerend accountant; dat zou toen al RSW zijn geweest. Daarop heeft de aan de kant gezette accountant zich laten adviseren over haar juridische positie door (onder meer) NautaDutilh. Daarnaast zijn er werkzaamheden verricht ter afronding van de opdracht. De rechter oordeelt dat de beleggingsinstelling nog € 21.031,86 inclusief BTW moet betalen, vermeerderd met rente. De voor de advisering door NautaDutilh gevorderde kosten zijn afgewezen.
Onleesbare alinea’s
Opmerkelijk detail is dat in de zaak het adviesrapport van NuataDutilh op onderdelen onleesbaar is gemaakt; volgens de accountant was de inhoud daarvan niet relevant voor de zaak en gold voor deze onderdelen geheimhoudingsplicht. De rechter gaat daarin mee. Nadat de opdrachtgever later alsnog de volledige inhoud van het advies heeft gezien, luidt de klacht dat de accountant de opdrachtgever en de rechtbank omtrent de inhoud van de onzichtbaar gemaakte alinea’s verkeerd heeft voorgelicht. Het Hof van Discipline geeft de opdrachtgever gelijk en heeft daarom aan advocaat van de accountant een berisping opgelegd. De beleggingsinstelling, die de kosten van dat ‘incident’ moest betalen, wil die kosten vergoed hebben. Dat is volgens het hof niet aan de orde: de opdrachtgever heeft het belang van het zichtbaar maken van de alinea’s niet aangetoond.
Wel of geen opdracht?
De zaak komt voor het gerechtshof. Volgens de beleggingsinstelling is de overeenkomst met de accountant niet tot stand gekomen: in een brief van oktober 2011 wordt de opdracht aanvaard, maar die brief bevat “een wezenlijk ander aanbod” dan de offerte van eerder dat jaar. Nu de brief van oktober niet voor akkoord is ondertekend, is geen overeenkomst van opdracht tot controle van de jaarrekening 2011 tot stand gekomen.
Maar het hof oordeelt dat de opdracht wel degelijk tot stand is gekomen met het tekenen van de offerte. “Dat is te meer het geval waar – zo is niet betwist – [de accountant] vervolgens daadwerkelijk controlewerkzaamheden heeft verricht en daarvoor ook betaald heeft gekregen.” Bovendien blijkt dat de beleggingsinstelling in augustus 2011 de opdracht aan de vorige controlerend accountant RSW had ingetrokken. “Overigens is van wezenlijke verschillen tussen de brief van 31 oktober 2011 en de offerte van 28 maart 2011 niet gebleken.”
Fraude hersteld
De opdrachtgever stelt zelf de geconstateerde fraude te hebben hersteld. Maar ook daarvan is het hof niet overtuigd: uit de stukken blijkt immers dat de accountant de onregelmatigheden zelf aan de opdrachtgever heeft gemeld. “Het hoeft geen betoog dat de dreiging van nader onderzoek naar en melding aan de toezichthouders van de onregelmatigheden geen gegronde reden oplevert voor opzegging van de in geding zijnde opdracht.”
Advieskosten
Kortom: de accountant was tot medio maart 2012 de controlerend accountant van de beleggingsinstelling, concludeert het Hof. Wat betreft de in rekening te brengen kosten, oordeelt het hof – anders dan de rechtbank – dat uren en kosten met betrekking tot de vraag of melding moest worden gedaan van fraude onder de Wwft en ter bepaling van de eigen juridische positie (wel of geen controleopdracht) naar hun aard voor rekening van de opdrachtgever kunnen worden gebracht. “In het licht van de door [geïntimeerde] zelf in het leven geroepen onduidelijkheid diende een redelijk handelend en redelijk bekwaam accountant zich op zijn positie te beraden alvorens zijn opdracht neer te leggen of voort te zetten.”
Heel hoog bedrag
Hoewel de accountant dus wel de kosten in rekening mocht brengen, zet het hof vraagtekens bij de hoogte ervan. “Het hof is met [geïntimeerde] van oordeel dat ter zake wel een heel hoog bedrag wordt gevorderd.” De accountant heeft onvoldoende duidelijk gemaakt waaruit het nadere onderzoek naar fraude heeft bestaan. “Het wordt daarom ervoor gehouden dat de gefactureerde uren en kosten niet (in substantiële mate) ook zien op nader onderzoek naar de onregelmatigheden. Verder is niet zonder meer begrijpelijk waarom [appellante] zich naar eigen zeggen door maar liefst vier verschillende partijen (NautaDutilh, SRA, NBA en AREP) heeft laten adviseren.”
Zij had hoogstens € 30.000 inclusief BTW mogen rekening, vindt het hof. Dat bedrag moet de opdrachtgever betalen vermeerderd met een al eerder erkende factuur van € 2.343,41.
Geef een antwoord