Een dga die geen aanspraak maakte op zijn bij zijn BV ondergebrachte pensioenuitkering heeft niet de hele pensioenaanspraak prijsgegeven met zijn passiviteit, oordeelt de Hoge Raad. De dga zelf schiet daar per saldo weinig mee op. Aangezien de over 2013 verschuldigde pensioentermijnen in dat jaar vorderbaar en inbaar waren, zijn die pensioentermijnen namelijk wel degelijk terecht door de inspecteur in de IB-heffing betrokken.
De BV had aan de dga een pensioenaanspraak toegekend op grond waarvan hij recht kreeg op een uitkering door de BV van € 57.327 bruto per jaar met ingang van 1 mei 2013. De BV keerde in 2013 echter geen pensioen uit en de dga vermeldde in zijn aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor 2013 ook geen pensioen(uitkering) van de BV. De Inspecteur nam een pensioenbedrag van € 38.218 (8/12 x € 57.327) in aanmerking als inkomen uit werk en woning, waarop de dga beroep aantekende tegen dat besluit.
Stilzitten
Het Gerechtshof Den Haag achtte vervolgens de enkele omstandigheid dat de dga geen actie ondernam toen de BV de in 2013 verschuldigde pensioentermijnen niet had betaald voldoende voor het oordeel dat de dga de hele aanspraak had prijsgegeven. Het Hof heeft daarbij echter miskend dat dit enkele stilzitten van onvoldoende is om aan te nemen dat belanghebbende de aanspraak op pensioen heeft prijsgegeven, spreekt de Hoge Raad uit.
Vorderbaar en inbaar
Toch kan dat niet tot cassatie leiden. In hetgeen het Hof heeft geoordeeld ligt namelijk besloten dat de over 2013 verschuldigde pensioentermijnen in dat jaar vorderbaar en inbaar waren. Die pensioentermijnen zijn daarom terecht in dat jaar in de heffing van IB/PVV betrokken, spreekt de Hoge Raad uit. De mogelijkheid voor de bv om de pensioenaanspraak eenzijdig te verlagen doet daaraan niet af, omdat uit de stukken niet anders kan worden afgeleid dan dat een dergelijke verlaging zich in 2013 niet heeft voorgedaan.
Uitspraak: ECLI:NL:HR:2019:189
Geef een reactie