Een registeraccountant die in 2016 een berisping kreeg opgelegd van de Accountantskamer heeft weinig succes met de tegenaanval die hij vervolgens inzette tegen een accountant-administratieconsulent. De AA was naar de mening van de registeraccountant medeverantwoordelijk voor de klacht tegen hemzelf, waarmee de Accountantskamer volgens de RA is misleid. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) oordeelt nu echter in navolging van de Accountantskamer dat de registeraccountant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de AA een overdrachtsdossier aan een derde heeft overhandigd, die daar vervolgens de klacht mee heeft opgesteld op basis waarvan de registeraccountant de berisping kreeg opgelegd.
De zaak waarvoor de registeraccountant werd berispt draaide om een goedkeurende beoordelingsverklaring die hij had afgegeven bij een jaarrekening van Conew B.V., terwijl er een materiële onzekerheid of beperking bestond met betrekking tot die jaarrekening. De RA leek gering inzicht te hebben in de vereisten die voor assurance-opdrachten gelden, in de regelgeving voor het opmaken van jaarrekeningen en de status van zijn eigen positie als openbaar accountant daarbij, constateerde de Accountantskamer in 2016. Mede op basis daarvan volgde de berisping, maar de registeraccountant liet het daar niet bij zitten.
De klacht tegen hem was volgens de registeraccountant mede gebaseerd op een overdrachtsdossier dat de AA aan de houder van alle gewone aandelen in Conew B.V. had overhandigd. Daarmee zou onder andere de geheimhoudingsplicht volgens de registeraccountant zijn geschonden. De AA was, toen hij nog verbonden was aan DHS Accountants in Bodegraven, van oktober 2002 tot en met december 2003 accountant geweest van Conew B.V. De AA hield bovendien beeldvormende informatie achter zodat de waarheidsvinding in de tuchtzaak tegen hem ernstig werd belemmerd, betoogde de registeraccountant.
Het CBb gaat daar net als de Accountantskamer eerder niet in mee. Het College volgt de Accountantskamer in het oordeel dat de registeraccountant zijn klachtonderdeel dat de AA medewerking zou hebben verleend aan het indienen van een klacht tegen de registeraccountant, onvoldoende heeft onderbouwd. De RA heeft één pagina overgelegd van de tegen hem ingediende klacht van 20 april 2015. ‘In welke context de bedoelde zinsnede over het overdrachtsdossier is geplaatst is daardoor niet na te gaan’, constateert het CBb in haar uitspraak. ‘Alleen het verwijzen naar die zin is, mede gelet op de betwisting daarvan door betrokkene, onvoldoende om aan te nemen dat betrokkene een overdrachtsdossier aan [naam 4] heeft overhandigd. Ten aanzien van de brief van 6 mei 2015, van betrokkene aan appellant, is onduidelijk waar appellant op baseert dat het misleidende karakter van de brief is aangetoond. Voorts heeft appellant niet duidelijk gemaakt wat het verband is tussen deze brief en het (beweerdelijke) overhandigen van een overdrachtsdossier aan [naam 4] . Aangezien appellant het klachtonderdeel onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt was er voor de accountantskamer geen reden om in te gaan op het argument van appellant dat betrokkene met het overhandigen van het overdrachtsdossier zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden.’
Uitspraak: ECLI:NL:CBB:2019:55
Geef een reactie