Een lening die is aangegaan in het kader van de uitoefening van een bedrijf blijft een zakelijke financiering, ook als het bedrijf inmiddels is opgedoekt. Dat maakt de eigenaar nog geen consument, zo oordeelt klachteninstituut Kifid. Dat neemt een klacht over een zakelijke lening om die reden niet in behandeling.
Een echtpaar drijft een winkel in motors en motorartikelen. Ze verkopen de zaak in 2007, maar blijven wel boven de winkel wonen. Bij de Rabobank hadden zij een financiering lopen, die na verkoop van het bedrijf is omgezet in een particuliere geldlening van € 125.000 en een zakelijke geldlening van € 225.000.
Boete voor vervroegd aflossen
In 2012 verhuurt het paar de woning; zelf gaan ze ergens anders wonen. Zes jaar later verkopen ze het pand en de woning. Daarbij wordt de zakelijke lening afgelost, maar de Rabobank brengt wel een boete van € 1.248 in rekening wegens vervroegde aflossing. Daar is het paar het niet mee eens; ze stappen naar klachteninstituut Kifid. Er is namelijk geen sprake van een zakelijk krediet, nu het bedrijf in 2007 is opgeheven.
Oorspronkelijke verstrekking
Kifid oordeelt dat de klacht onbehandelbaar is. Dat de financiering is omgezet, staat niet ter discussie, maar de lening is oorspronkelijk verstrekt in het kader van bedrijfsactiviteiten en gewijzigd vanwege de beëindiging van die activiteiten. De lening van € 225.000 is ook na de omzetting een zakelijk krediet gebleven. ‘Dat er inmiddels geruime tijd is verstreken, doet de aard van de financiering niet wijzigen van een zakelijke naar een particuliere geldlening. Dit maakt dat consumenten ook na de beëindiging van hun bedrijfsactiviteiten en het tijdsverloop niet als consument in de zin van ons reglement kunnen worden gezien.’
Het klachteninstituut overweegt verder dat het paar na de beëindiging van hun bedrijfsactiviteiten het bedrijfspand zijn gaan verhuren ‘Er is dan sprake van een beleggingspand. De exploitatie van een beleggingspand is een vorm van bedrijfsmatig handelen, ook als dit wordt gedaan door een
natuurlijk persoon.’
Kifid-uitspraak: 2019-530
Geef een reactie