De aanpassing van box 3 vanaf 2022 die het kabinet heeft aangekondigd kan niet eerder worden doorgevoerd, stelt staatssecretaris Snel van Financiën. De staatssecretaris weerstaat daarmee druk van oppositie en coalitie om de omstreden heffing al eerder onder handen te nemen. De NOB gaf onlangs ook al aan geen beletsel te zien om het kabinetsplan eerder uit te voeren. Sterker nog: daar is volgens de Orde juridisch helemaal geen ruimte voor.
‘Er is nog een hoop te doen. Dit is het meest ambitieuze wat kan’, stelde Snel tijdens de behandeling in de Tweede Kamer van het Belastingplan 2020. Volgens de staatssecretaris moet er voor het benodigde wetsvoorstel nog veel worden uitgewerkt, moeten ICT-systemen worden aangepast en anti-misbruikbepalingen worden bedacht.
Kamer
CDA en VVD maken zich volgens Snel ten onrechte zorgen over de juridische houdbaarheid van de huidige wetgeving na de uitspraken van de Hoge Raad. Ook in alternatieven van GroenLinks en PvdA, zoals verhoging van de bestaande heffingvrije voet van bijna €31.000 per belastingplichtige en een hogere heffing voor grote vermogens, ziet Snel niets.
Kabinetsplan
Ongeveer 1,35 miljoen mensen betalen straks geen belasting meer over hun spaargeld in box 3. Nu betalen nog 2,9 miljoen mensen deze belasting. De eerste 440.000 euro voor mensen met alleen spaargeld wordt belastingvrij. Bovendien gaan bijna een half miljoen mensen minder belasting betalen dan dat zij nu doen.
Bron: FD
Snel blijft met zijn hakken in het zand staan als het gaat om een juiste uitleg van de Hoge Raad. Onbegrijpelijk, en terecht dat het NOB daar nogmaals aandacht aan schenkt.
Het gaat het kabinet kennelijk om de omvang van de groep die dit treft maar niet om de juistheid van de manier waarop de rendementsgrondslag wordt bepaald. Het is en blijft een fictieve rendementsgrondslag die straks weliswaar minder mensen schade berokkend maar diegene die het dan schade berokkend zijn sterker benadeeld dan nu het geval is. De onevenredugheid van de maatregel is dan ook niet uit te leggen en zal VVD en Cda veel kiezers van hun achterban de bomen in jagen. Er zal derhalve een tussenschijf ingebouwd moeten worden zoals dat nu ook is, tussen 100.000 en 1.000.000 vermogen. De echte grote rendementen, van 5,3% of meer, worden namelijk boven de miljoen vermogen gemaakt en niet daaronder.
Hoe moeilijk kan het zijn om in de tussenliggende periode het heffingspercentage in een ICT systeem aan te passen alsmede het bedrag van de vrijstelling voor de rendementsgrondslag? Tegen de tijd dat men de details uitgewerkt en geimplementeerd heeft, hebben een groot aantal spaarders al jaren belasting betaald die veel hoger is dan de inkomsten van hun spaarrekening. Wordt die schade dan in 2022 gecompenseerd?
De grondslag waarop straks in 2022 rendementen fictief worden bepaald op beleggingen strookt niet met hoe beleggingsinstellingen hun rendement bepalen. Een voorbeeld waar het al mis gaat is het rendement op vastgoed. Snel volgt hierbij de prijsindex voor woningen van het Cbs. Beleggers bepalen hun rendement niet obv waardeindexen maar obv opbrengsten (huur) minus kosten uit operationeel beheer van vastgoed. Het rendement hierop ligt momenteel op hooguit netto 2%. Bovendien betreft het niet altijd woningen maar kan ook in commercieel vastgoed zijn belegd. De prijsindex hiervan ontwikkelt zich aanzienlijk slechter dan die van woningen. Incidentele boekresultaten uit verkoop mogen niet als rendement gezien worden omdat hiertegenover ook een beleggingsrisico staat vandaar dat deze in bijna alle EU landen onbelast zijn. Kortom, ook in het nieuwe stelsel in 2022 worden aannames gemaakt die in de meeste gevallen niets van doen hebben met het werkelijke beleggingsrendement waarmee ook deze nieuwe heffing in 2022 in strijd is met Internationaal recht.