De brutoloonstijging tussen 2014 en 2018 is achtergebleven bij de cao-loongroei over die jaren, ondanks een aantrekkende economie en een krapper wordende arbeidsmarkt. De instroom van jonge werknemers en flexwerkers in die periode heeft dit mede veroorzaakt, blijkt uit gezamenlijk onderzoek van DNB en CPB. Ook is het waarschijnlijk dat individuele beloningscomponenten, zoals extra periodieken, bonussen en promoties, lager waren dan voorheen.
Incidentele loongroei negatief
Voor veel werknemers stijgen de brutolonen harder dan de afgesproken cao-loongroei door bijvoorbeeld een extra periodiek, een promotie of een bonus. In de macrostatistieken bleef de groei van de brutolonen de afgelopen jaren echter achter bij de cao-loongroei. Tussen 2014 en 2018 was de groei van de brutolonen jaarlijks gemiddeld 0,5 procentpunt lager dan de cao-loongroei. Dat is opmerkelijk, omdat tijdens eerdere perioden van toenemende krapte op de arbeidsmarkt de brutolonen doorgaans juist harder stegen dan de cao-lonen. Het verschil tussen bruto-loongroei en cao-loongroei is de bijdrage van het incidentele loon, kortweg de incidentele loongroei. Op macroniveau kan deze worden uitgesplitst in twee componenten: (i) additionele en/of resultaatafhankelijke individuele beloningen op microniveau en (ii) samenstellingseffecten op macroniveau.
Sterke werkgelegenheidsgroei jongeren en flexbanen
Veranderingen in de samenstelling van de werkgelegenheid op macroniveau komen tot uiting in de incidentele loongroei. In de praktijk is dit effect vaak anticyclisch: tijdens een recessie verliezen vooral de lager betaalde werknemers (jongeren, flexwerkers, laagopgeleiden) hun baan, terwijl duurdere arbeidskrachten hun baan behouden. Het aandeel laagbetaalde werknemers neemt dan af, waardoor het gemiddelde loonniveau toeneemt. Dit leidt tot een positieve bijdrage van het samenstellingseffect aan de (incidentele) loongroei.
Bron: DNB
Geef een reactie