
Een accountant was relatiemanager bij een accountants- en bedrijfsadviesbureau in Venlo en zegde in 2016 zijn arbeidsovereenkomst op. Enkele klanten wilden overstappen naar het kantoor waar hij vennoot werd en de accountant verzette zich na het inwinnen van juridisch advies niet tegen die overstap. Zijn voormalige werkgever en diens opvolger waren daar echter bepaald niet blij mee en er volgden jarenlange procedures.
Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch oordeelt nu dat er geen sprake was van onrechtmatige werknemersconcurrentie. In de arbeidsovereenkomst van de accountant was geen relatie- en concurrentiebeding opgenomen en het hof ziet geen aanwijzing dat klanten zijn benaderd en bewogen om over te stappen.
Conservatoire beslagen
De voormalige werkgever van de accountant verkocht het Limburgse accountants- en bedrijfsadviesbureau begin 2017. Het conflict over de klanten die kort daarvoor met de accountant waren vertrokken speelde toen nog volop, want de voormalige werkgever en zijn opvolger lieten kort na de bedrijfsverkoop bewijsbeslag leggen op gegevensdragers van de accountant en het accountantskantoor waar hij inmiddels vennoot was geworden. De voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg gaf toestemming om bepaalde bescheiden waarop bewijsbeslag was gelegd in te zien, maar niet voorzover het correspondentie tussen de accountant en de vennoten betrof van het kantoor waar hij later naar overstapte. De kwestie escaleerde snel, want op 13 september 2017 lieten de voormalige werkgever en diens opvolger conservatoire beslagen leggen op banktegoeden van de accountant en het kantoor waar hij vennoot was geworden en op aandelen van de accountant en twee vennoten in registergoederen.
Rechtbank
Er volgde een rechtszaak. De rechtbank oordeelde kort gezegd dat uit hetgeen is gesteld niet kan worden afgeleid dat de accountant stelselmatig bezig is geweest om klanten over te halen om met hem over te stappen naar het kantoor waar hij vennoot werd en dat onvoldoende is onderbouwd dat de accountant met zijn handelen het bedrijfsdebiet van zijn voormalige werkgever substantieel heeft aangetast. Daaraan heeft de rechtbank de conclusie verbonden dat niet kan worden vastgesteld dat sprake is van onrechtmatige concurrente door de accountant.
Gerechtshof: onrechtmatige werknemersconcurrentie?
In hoger beroep draaide het vooral om de vraag of er sprake was van onrechtmatige werknemersconcurrentie door de klanten mee te nemen. De voormalige werkgever van de accountant en diens opvolger vinden van wel en stellen daardoor schade te hebben geleden, die zij op de accountant en de (vennoten van) het andere accountantskantoor willen verhalen. Die voeren hiertegen aan dat de voormalige werkgever ermee instemde dat klanten die de accountant had bijgestaan, overgingen naar het andere kantoor. Zij spreken verder tegen dat zij op onrechtmatige wijze hebben bewerkstelligd dat de klanten met de accountant meegingen naar het kantoor. Volgens hen zijn de klanten uit eigen beweging de accountant gevolgd.
Beoordelingskader
Het hof overweegt dat het uitgangspunt is dat de accountant vrij was om na afloop van de arbeidsovereenkomst in concurrentie te treden met de opvolger van zijn voormalige werkgever. Het stond hem ook vrij om daarbij opdrachten te aanvaarden van klanten of voormalige klanten. De accountant werd daarin immers niet beperkt door een concurrentie- of relatiebeding.
De vrijheid van de accountant was niet onbeperkt. Bij het beconcurreren van de opvolger van zijn voormalige werkgever mocht hij de grenzen niet overschrijden van hetgeen jegens die opvolger betamelijk was, in het licht van de zorgvuldigheid die hij jegens de opvolger in het maatschappelijk verkeer in acht moest nemen. Wat de zorgvuldigheid in dit opzicht meebrengt, hangt af van de omstandigheden van het geval. In de rechtspraak wordt vaak aangenomen dat het niet is toegelaten kennis en informatie die bij de vorige werkgever is verkregen, te benutten om stelselmatig het duurzame bedrijfsdebiet van deze werkgever substantieel af te breken.
Dit sluit overigens niet uit dat ook andere omstandigheden van betekenis kunnen zijn voor het oordeel of de vereiste zorgvuldigheid in acht is genomen.
Oordeel hof: overstap klanten lag voor de hand
Wat betreft de bijzondere omstandigheden van dit geval acht het hof het volgende van belang.
De accountant had als professionele dienstverlener een persoonlijke relatie met de klanten voor wie hij werkzaam was. Een dergelijke relatie wordt in het algemeen gekenmerkt door enerzijds de kennis, kunde, ervaring en wijze van optreden van de professional en anderzijds het vertrouwen dat de klant hierdoor stelt in deze professional en de waardering die de klant voor de professional heeft. De accountant had bij zijn werkgever het relatiebeheer van ongeveer honderd klanten. Voor deze klanten was hij kennelijk de professionele dienstverlener, en het aanspreekpunt en het gezicht van het kantoor. Het ligt voor de hand dat klanten die een bestendige relatie met de accountant hadden opgebouwd en tevreden waren over diens dienstverlening, in overweging zouden nemen om hem te volgen in zijn overstap, zodra ze daarmee bekend werden. De reden die er volgens de opvolger van de voormalige werkgever van de accountant is om trouw te blijven aan een kantoor, en niet aan een persoon, deed zich hier minder voor. De reden is volgens de opvolger immers dat een kantoor een bijzondere kennis heeft van de ondernemingen van zijn klanten en dat de overstapkosten hoog zijn, omdat het nieuwe kantoor zich moet inlezen. De kennis van de ondernemingen van ‘zijn’ klanten had de accountant en hij behoefde zich dus niet of minder in te lezen.
Dat het voor de hand lag dat klanten zich erover zouden beraden om hem te volgen in zijn overstap, was vanzelfsprekend ook de accountant duidelijk. Hij hoefde daarvoor zijn ogen niet te sluiten. Een dergelijk beraad vloeide voort uit de persoonlijke relatie die de accountant als professional met zijn klanten had. Bovendien was in zijn arbeidsovereenkomst geen relatiebeding opgenomen. Op basis van de relatie die hij met ‘zijn’ klanten had, kon hij inschatten wie hem mogelijk zouden volgen in zijn overstap, ook zonder de klanten te werven. Het had verder een reëel belang om deze inschatting te maken. Enerzijds was er geen belemmering om na de overstap vanuit het kantoor waar de accountant vennoot werd de klanten diensten te gaan verlenen en anderzijds waren de te verwachten inkomsten van betekenis voor de bedrijfsvoering van dat kantoor. Het maken van deze inschatting en daarop gebaseerde berekeningen, en het delen en bespreken daarvan met de vennoten, duidt dus geenszins op een onrechtmatig handelen of het voornemen daartoe. Het zou van weinig ondernemerschap getuigen als de accountant en zijn toekomstige vennoten hadden nagelaten een mogelijke overstap van de klanten te betrekken in hun economische vooruitzichten. Een en ander kan dus niet worden uitgelegd als een plan waaraan de bedoeling ten grondslag ligt om zich specifiek, met de bij de accountant opgedane kennis en informatie, te richten op de klanten van diens voormalige werkgever om hen voor het andere kantoor te werven.
Klanten niet benaderd of aangespoord
Het hof stelt verder onder meer vast dat er geen aanwijzing is dat, zoals de opvolger van de voormalige werkgever doet voorkomen, de accountant ‘zijn’ klanten heeft benaderd en bewogen om met hem over te stappen naar het kantoor waar hij vennoot werd (als dat al onrechtmatig zou zijn, hetgeen het hof in het midden laat), maar dat veeleer blijkt van het tegendeel. De opvolger heeft dus geen of onvoldoende concrete feiten of omstandigheden naar voren gebracht om te onderbouwen dat de accountant onrechtmatig heeft gehandeld door de klanten te benaderen en tot een overstap te bewegen, zoals zij heeft gesteld.
De conclusie is dat te weinig is gesteld voor het oordeel dat aan de overstap van de klanten een onrechtmatig handelen van de accountant jegens de opvolger van diens voormalige werkgever ten grondslag ligt.
Inderdaad is het criterium bij onrechtmatige concurrentie stelselmatigheid.
Als een werknemer gebonden is aan een concurrentiebeding staat de voormalige werkgever sterker. Maar zo’n beding kan door de rechter of partijen gematigd worden, bijvoorbeeld door dit te vervangen door een relatiebeding, waarbij de werknemer zich verplicht in elk geval niet voor een aantal belangrijke clienten van de ex-werkgever te werken.
Werknemers doen er vooral verstandig aan om niet te vertrekken zonder dat er duidelijkheid is over de gelding van een concurrentiebeding. De praktijk leert dat een werknemer die weg wil maar voorlopig op de payroll blijft staan geen gelukkige combinatie is. Maar als de werknemer zo’n discussie constructief aanvliegt en beide partijen wat concessies doen hoeft het niet tot procedures te komen.