
De Accountantskamer heeft na een klacht van de NBA een RA berispt die potentiële klanten van zijn opdrachtgever (een accountantskantoor) offertes stuurde, om zo zelf die klanten binnen te halen. Hij had jegens de opdrachtgever transparant moeten zijn, oordeelt de tuchtrechter. De RA was niet gebonden aan een concurrentie- of relatiebeding. Het stond hem dus in beginsel vrij om de markt op de gaan. De accountant had echter moeten onderkennen dat zijn eigen commercieel belang strijdig was met de belangen van zijn opdrachtgever, en dat dit een bedreiging was voor het naleven van de fundamentele beginselen.
De Accountantskamer stelt vast dat de accountant gericht, op basis van vertrouwelijke informatie die hij heeft verkregen vanwege zijn contractuele relatie met zijn opdrachtgever, voor eigen gewin potentiële klanten van het accountantskantoor heeft benaderd en offertes aan hen heeft verstuurd. Daarmee heeft hij in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van vertrouwelijkheid. Ook is naar het oordeel van de Accountantskamer sprake van schending van het fundamentele beginsel van integriteit, want de RA heeft jegens zijn opdrachtgever niet eerlijk en oprecht gehandeld. Een klachtonderdeel dat de accountant geen bedreiging van zijn onafhankelijkheid heeft geïdentificeerd omdat hij tegelijkertijd een samenstelopdracht en een controleopdracht voor dezelfde klant heeft uitgevoerd, is ongegrond.
Uitspraak: 21-1788 RA
Klachtencommissie NBA
De RA is sinds 2017 ingeschreven in het accountantsregister van de NBA. Vanaf augustus 2016 tot en met 3 juni 2019 verrichtte hij werkzaamheden ten behoeve van derden in opdracht en voor rekening van een accountantskantoor. Het accountantskantoor diende in juni 2019 een klacht in bij de Klachtencommissie van de NBA. De klacht kwam erop neer dat de RA offertes van zijn opdrachtgever heeft gedeeld met directe concurrenten en dat hij offertes aan potentiële klanten van zijn opdrachtgever heeft uitgebracht. De Klachtencommissie verklaarde de klacht gegrond.
NBA spant tuchtzaak aan
De NBA was daarna van mening dat aan de accountant een tuchtrechtelijke maatregel moest worden opgelegd omdat hij volgens de beroepsorganisatie alle fundamentele beginselen heeft geschonden. Daarom werd de kwestie door de NBA aan de Accountantskamer voorgelegd.
Niet-openbare bedrijfsinformatie voor eigen gewin gebruikt
Bij de Accountantskamer beschreef de NBA vier casussen waaruit volgens de beroepsorganisatie blijkt dat de RA vanwege zijn contractuele relatie met zijn opdrachtgever heeft kennisgenomen van leads (te begrijpen als een klantcontact) en offerteaanvragen, om vervolgens uit eigen naam of uit naam van een ander accountantskantoor (waar de RA mee samenwerkte) een offerte uit te brengen aan dezelfde (potentiële) klanten. In de kern komen de casussen erop neer dat de RA volgens de NBA onder de duiven van zijn opdrachtgever heeft geschoten.
‘Financiële druk’
De RA voerde aan dat hij onder (financiële) druk stond, mede omdat zijn facturen niet tijdig door de opdrachtgever werden betaald en die opdrachtgever vanaf juni 2018 niet langer een vergoeding per project wilde betalen, maar een vaste vergoeding van € 8.500 per maand. De RA is hier naar eigen zeggen onder druk van de omstandigheden mee akkoord gegaan. Vanwege de teruggelopen inkomsten zag hij zich genoodzaakt ‘de markt op te gaan’ en op zoek te gaan naar klanten voor zijn eigen onderneming. Voor dat doel heeft hij een e-mailadres geopend bij het tweede accountantskantoor. Hij heeft dat accountantskantoor in mei 2018 benaderd. Een zakelijke relatie met dat accountantskantoor is volgens de RA echter nooit tot stand gekomen, in die zin dat het accountantskantoor nooit een vergoeding aan hem heeft betaald.
Oordeel Accountantskamer
De Accountantskamer concludeert uit drie van de vier casussen dat de RA steeds na ontvangst van een offerte van het accountantskantoor dat zijn opdrachtgever was aan een potentiële klant of een offerteaanvraag van een potentiële klant, een offerte voor dezelfde opdracht of klant heeft uitgebracht. De RA heeft aangevoerd dat hij geen kennis heeft genomen van de inhoud van de offertes van het accountantskantoor, omdat hij, zoals hij op de zitting heeft verklaard, geen e-mails leest waarin hij uitsluitend in de CC is opgenomen. Dit verweer – dat niet te verifiëren is – acht de Accountantskamer niet geloofwaardig, ook al omdat de RA in de genoemde casussen telkens een offerte heeft uitgebracht nádat hij informatie (offerte of offerte-aanvraag) van het accountantskantoor had ontvangen.
Het komt erop neer dat de RA acquisitie heeft gepleegd nadat hij vanwege zijn contractuele relatie met zijn opdrachtgever bekend was geraakt met een potentiële klant, met een aan een potentiële klant uitgebrachte offerte, dan wel met een offerte-aanvraag van een potentiële klant. Voor één casus geldt bovendien dat de RA een e-mail van 25 april 2019 met de offerte van het accountantskantoor heeft geopend en gelezen, aangezien hij erkent dat hij een bijlage uit die e-mail nodig had voor het opstellen van zijn offerte.
De Accountantskamer stelt vast dat de RA gericht, op basis van vertrouwelijke informatie die hij heeft verkregen vanwege zijn contractuele relatie met de opdrachtgever, voor eigen gewin potentiële klanten van het accountantskantoor heeft benaderd en offertes aan hen heeft verstuurd. Daarmee heeft hij in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van vertrouwelijkheid (artikelen 16 en 18 van de VGBA). Ook is naar het oordeel van de Accountantskamer sprake van schending van het fundamentele beginsel van integriteit, want de RA heeft jegens zijn opdrachtgever niet eerlijk en oprecht gehandeld (artikel 11 van de VGBA). Hij had jegens de opdrachtgever transparant moeten zijn. De RA was niet gebonden aan een concurrentie- of relatiebeding. Het stond hem dus in beginsel vrij om de markt op de gaan. De accountant had echter moeten onderkennen dat zijn eigen commercieel belang strijdig was met de belangen van zijn opdrachtgever, en dat dit een bedreiging was voor het naleven van de fundamentele beginselen. Als hij gebruik wilde maken van de contacten en de offertes waarvan hij tijdens zijn werkzaamheden voor de opdrachtgever kennis kreeg om vervolgens zelf offertes uit te brengen, dan had hij hierover naar de opdrachtgever toe open kaart moeten spelen. Ter zitting heeft de RA verklaard dat hij niet met de opdrachtgever heeft gesproken over de mogelijkheid – in het algemeen – dat hij via zijn eigen onderneming andere klanten dan die van het accountantskantoor zou bedienen. In het bijzonder heeft de RA de opdrachtgever niet geïnformeerd over het feit dat hij de potentiële klanten van het accountantskantoor zou offreren, omdat de opdrachtgever naar de mening van de RA zijn afspraken niet nakwam en zelf niet integer was. Het fundamentele beginsel van integriteit diende door de RA te worden nageleefd, ook als de opdrachtgever jegens hem niet integer zou hebben gehandeld zoals in het verweer van de RA ligt besloten.
Berisping
De maatregel van berisping is passend en geboden, oordeelt de Accountantskamer. Daarbij is in aanmerking genomen dat de RA de fundamentele beginselen van vertrouwelijkheid en integriteit heeft geschonden. De accountant heeft, kort gezegd, vertrouwelijke informatie van zijn opdrachtgever over leads en offerteaanvragen gebruikt om hem te beconcurreren.
De RA heeft uitgebreid stilgestaan bij – wat hij noemt – de schijnconstructie waarin hij zat. Nadat de opdrachtgever medio 2018 eenzijdig de vergoeding voor zijn werkzaamheden neerwaarts had bijgesteld, kwam volgens hem het besef dat hij in de tang zat; dat hij feitelijk werknemer was van de opdrachtgever en daarmee in een ‘maatschappelijk en fiscaal onjuiste positie’ verkeerde.
De Accountantskamer heeft de door de RA aangevoerde omstandigheden, wat daarvan ook zij, niet in het voordeel van betrokkene laten meewegen, omdat daarin wellicht wel een verklaring maar geen rechtvaardiging van het gedrag van de RA kan worden gevonden. De accountant had zijn rug vanaf medio 2018 recht moeten houden en afscheid van de opdrachtgever kunnen nemen als de gang van zaken hem niet zinde.
Geef een reactie