Het ontbreken van de verlofadministratie komt voor rekening en risico van de werkgever, oordeelt de rechtbank Limburg. Daarbij had de werkgever de werknemer moeten informeren over de gevolgen van het niet opnemen van verlofuren. Daarnaast geldt de jaarlijkse variabele bonus als vaste looncomponent die bij de berekening van de transitievergoeding moet worden meegenomen.
De werknemer heeft recht op circa € 1.000 extra aan transitievergoeding en daarnaast op een bedrag van een kleine 14.000 euro voor de opgebouwde maar niet-genoten verlofuren. Dat oordeelt de kantonrechter.
Wat is de situatie?
De werknemer is op 1 juli 1977 bij (de rechtsvoorganger van) de werkgever in dienst getreden tegen een bruto maandsalaris van laatstelijk € 5.060,19, te vermeerderen met emolumenten. De werknemer heeft zich op 4 oktober 2019 ziek gemeld in verband met visuele klachten. Hij heeft vanaf die tijd niet meer gewerkt noch gere-integreerd. UWV heeft op 12 oktober 2021 een ontslagvergunning afgegeven. De werkgever heeft het dienstverband met de werknemer opgezegd tegen 1 mei 2022.
Vorderingen werknemer
De werknemer vordert in deze procedure veroordeling van de werkgever tot betaling van de transitievergoeding ter hoogte van € 1.037,18, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2022 als ook veroordeling van de werkgever tot betaling van de opgebouwde maar niet-genoten verlofuren ad € 13.836,92, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en wettelijke rente. Daarnaast vordert de werknemer veroordeling van de werkgever tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
De werknemer legt aan zijn verzoeken het navolgende ten grondslag.
Te weinig transitievergoeding
De werkgever heeft aan de werknemer bij het einde van het dienstverband een transitievergoeding uitgekeerd ter hoogte van € 81.676,38 bruto. De werkgever is daarbij uitgegaan van een bruto maandsalaris van € 5.465,00. Volgens artikel 3 lid 1 sub c Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding moet bij de berekening van het rekenloon ook de variabele looncomponenten van de drie kalenderjaren voorafgaande aan het jaar waarin de arbeidsovereenkomst eindigt, worden meegenomen. De werkgever heeft dit niet gedaan en de werknemer heeft € 1.037,81 te weinig aan transitievergoeding ontvangen.
Betaling niet-opgenomen verlofuren
Daarnaast heeft de werkgever bij de eindafrekening 82,50 verlofuren aan de werknemer uitbetaald. De werkgever heeft daarbij verzuimd de vakantietoeslag van 8% over de verlofuren uit te keren. Het betreft een bedrag van € 205,52. De werknemer had bij het einde van de loondoorbetalingsverplichting een tegoed van 487,82 verlofuren opgebouwd. De werkgever heeft op dit saldo ten onrechte 300 verlofuren in mindering gebracht. De werkgever is van mening dat de werknemer vier weken per jaar vakantie heeft gehad dan wel had moeten opnemen. Van verval van vakantiedagen is echter geen sprake. De werkgever heeft de werknemer niet geïnformeerd over de gevolgen van het niet opnemen van verlofuren. Bij de werkgever is het bestendig gebruik dat vakantiedagen niet vervallen.
Wat zegt de werkgever?
De werkgever verweert zich tegen de verzoeken van de werknemer en voert in dat verband onder meer het volgende aan.
Variabele en voorwaardelijke bonus
De werknemer gaat er bij de berekening van de transitievergoeding ten onrechte vanuit dat hij aanspraak kan maken op een jaarlijkse bonus van € 1.500,00. de werkgever deelt die mening niet. Het gaat immers om een variabele en voorwaardelijke bonus. De bonus is geheel prestatieafhankelijk en is niet als een vast overeengekomen looncomponent te beschouwen. De werknemer heeft in 2020 geen werkzaamheden verricht en over dat jaar is dan ook geen bonus uitgekeerd.
Mogelijkheid van verlofopname
Ten aanzien van de vakantiedagen heeft de werkgever aangevoerd dat hij de opbouw van vakantiedagen heeft geadministreerd van 1 juli tot en met 30 juni van elk jaar. Daarom zijn over 2021 slechts vakantiedagen gerekend over de periode van 1 juli tot en met 1 oktober 2021. Een zieke werknemer bouwt verlofuren op, maar het is niet zo dat tijdens ziekte geen verlofuren kunnen worden opgenomen. De werknemer had gedurende de twee jaren van ziekte de mogelijkheid om elk jaar vier weken verlof op te nemen.
Verval van vakantiedagen
Daarnaast is sprake van verval van vakantiedagen ex artikel 7:640a BW. De aanspraak op de wettelijke vakantiedagen vervalt 6 maanden na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aanspraak is verworven. Uit de rapportage van de arbeidsdeskundige van 27 oktober 2020 blijkt dat de werknemer in staat werd geacht aangepaste andere werkzaamheden te verrichten. Het was voor de werknemer dus niet geheel onmogelijk om werkzaamheden te verrichten. De werkgever is van mening dat de werknemer daarom ook in staat was om vakantiedagen op te nemen.
Oordeel kantonrechter
Partijen blijven in deze kwestie verdeeld over twee punten, te weten:
- de berekening van de transitievergoeding; en
- de verlofuren.
1 Hoogte transitievergoeding
Ten aanzien van de hoogte van de transitievergoeding overweegt de kantonrechter het volgende. Tussen partijen is niet in debat dat de werknemer over de jaren 2019 en 2020 een bonus heeft ontvangen van in totaal € 2.500. De werknemer stelt zich op het standpunt dat het hier een variabele looncomponent betreft die op grond van het bepaalde in artikel 3 lid 1 sub c van het Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding bij de berekening van de hoogte van de transitievergoeding moet worden meegenomen. De werkgever daarentegen stelt zich op het standpunt dat het een variabele en voorwaardelijke bonus betreft, waarvan van tevoren onbekend is óf en voor welk bedrag die bonus zal worden toegekend. De kantonrechter deelt deze mening niet.
Voorwaardelijke bonus
De kantonrechter gaat er vanuit dat het toekennen van een bonus aan de werknemers als een discretionaire bevoegdheid van de werkgever moet worden gekwalificeerd. Uit het feit dat aan de werknemer over het jaar 2021 geen bonus heeft ontvangen, leidt de kantonrechter af dat de werkgever aan het uitkeren van een bonus kennelijk de enkele voorwaarde verbindt dat er ook daadwerkelijk werkzaamheden zijn verricht. Dat maakt de bonus in die zin inderdaad voorwaardelijk. Als de werknemer in 2021 wel zou hebben gewerkt, zou hij ook over dat jaar voor een bonus in aanmerking zijn gekomen.
Bonus over 2019 en 2020 meenemen
De kantonrechter is van oordeel dat de werknemer op goede gronden de variabele bonussen over de jaren 2019 en 2020 bij het vaststellen van het rekenloon heeft meegenomen. De werkgever heeft de door de werknemer gemaakte berekening als zodanig niet betwist. Dat betekent dat de werknemer terecht aanspraak maakt op aanvulling van de transitievergoeding met een bedrag van € 1.037,81. De kantonrechter zal voornoemd bedrag dan ook aan de werknemer toewijzen.
2 Juist saldo verlofuren?
Vervolgens is aan de orde de vraag of de werkgever bij het uitkeren van de resterende verlofdagen is uitgegaan van een juist saldo. Op dat punt wordt als volgt overwogen. Tussen partijen staat niet ter discussie dat er ook tijdens ziekte opbouw van verlofuren plaatsvindt. Met de implementatie van de Richtlijn 2003/88/EG is bij de opbouw van vakantierechten het onderscheid tussen zieke en gezonde werknemers komen te vervallen.
Kalenderjaar
Vast staat dat de werkgever de opbouw van vakantiedagen telkens is uitgegaan van 1 juli tot en met 30 juni van elk jaar. De werkgever stelt zich daarbij op het standpunt dat die periode als een kalenderjaar te gelden heeft. De kantonrechter is van oordeel dat dit een onjuist uitgangspunt is. Onder kalenderjaar kan niets anders worden verstaan dan een periode van precies één jaar, beginnende op 1 januari en eindigend op de laatste dag van december. De werkgever heeft dan ook ten onrechte over 2021 slechts vakantiedagen gerekend over de periode van 1 juli tot en met 1 oktober 2021.
Opgebouwde en niet-genoten vakantiedagen
Het debat tussen partijen spitst zich verder toe op de omvang van de opgebouwde en niet-genoten vakantiedagen. De kantonrechter is van oordeel dat als uitgangspunt te gelden heeft dat de werkgever een vakantiedagenregistratie bijhoudt. Vast staat dat de werkgever geen officiële verlofregistratie heeft bijgehouden. De werkgever heeft in dat verband ter zitting verklaard dat hij geen strikt verlofbeleid voert en dat er wordt gehandeld naar bevind van zaken.
Geen verlofadministratie bijgehouden
Bij de betwisting van de omvang van het verlofsaldo ligt de bewijslast in principe bij de werknemer. Bij betwisting van het door de werknemer gestelde resterende verlofsaldo door de werkgever, zal de werkgever die betwisting moeten motiveren aan de hand van uit de administratie blijkende gegevens. Nu de werkgever geen verlofadministratie heeft bijgehouden, kan hij zich daarop dan ook niet (met succes) beroepen.
Verlof opnemen mogelijk
De werkgever heeft op het verlofsaldo van de werknemer 300 uren in mindering gebracht, er van uitgaande dat de werknemer gedurende zijn ziekteperiode in staat is geweest vier weken vakantie op te nemen. Daarbij is niet van belang of de werknemer ook daadwerkelijk vakantie heeft genoten. De werknemer heeft de mogelijkheid daartoe gehad en daar gaat het volgens de werkgever om. Ook op dit punt zal de kantonrechter de werkgever niet volgen en wel om de volgende reden.
Werkgever had werknemer moeten informeren
De kantonrechter is van oordeel dat de werkgever de werknemer passende informatie had moeten verstrekken en had moeten wijzen op het risico dat tijdens ziekteverlof opgebouwde vakantiedagen bij het niet opnemen mogelijk zouden vervallen. Ook nu is de werkgever ten aanzien van deze verplichting tekort geschoten. Vast staat immers dat de werkgever dit nooit aan de orde heeft gesteld. Het gaat dan ook niet aan om deze uren achteraf op het verlofsaldo van de werknemer in mindering te brengen. De kantonrechter gaat daarmee voorbij aan de discussie tussen partijen of de werknemer gedurende zijn arbeidsongeschiktheid in staat is geweest om vakantiedagen op te nemen.
Niet-genoten vakantie-uren toegewezen
Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter ook de vordering van de werknemer ten aanzien van de opgebouwde maar niet-genoten vakantie-uren toewijzen, nu de berekening die de werkgever daartegenover stelt en de daaraan verbonden motivering mank gaat. De kantonrechter zal de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten afwijzen, nu niet althans in onvoldoende mate is komen vast te staan dat er kosten zijn gemaakt anders dan ter voorbereiding en instructie van de zaak.
Wettelijke verhoging
Ten aanzien van de gevorderde wettelijke verhoging heeft de werkgever aangevoerd dat deze niet toewijsbaar is, nu de wettelijke verhoging alleen geldt als prikkel om het maandelijkse loon te betalen. De kantonrechter volgt deze redenering niet. De verhoging moet ook worden betaald over de vergoeding wegens niet-genoten vakantiedagen. De kantonrechter acht ook dit deel van de vordering toewijsbaar. De wettelijke rente over de wettelijke verhoging wijst de kantonrechter af, nu deze pas toewijsbaar is na ingebrekestelling. Gesteld noch gebleken is dat de vereiste ingebrekestelling aan de vordering vooraf gegaan is.
Beslissing
De kantonrechter veroordeelt de werkgever:
- tot betaling van de (resterende) transitievergoeding van € 1.037,18, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2022;
- tot het betalen van de opgebouwde maar niet-genoten verlofuren ad € 13.836,92, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50%;
- in de kosten van deze procedure aan de kant van de werknemer gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op € 833.
Uitspraak Rechtbank Limburg, 10 oktober 2022, ECLI:NL:RBLIM:2022:7762
Geef een reactie