Een tuchtklacht tegen de algemeen directeur van de Auditdienst Rijk (ADR) is door de Accountantskamer gedeeltelijk gegrond verklaard. Een rapport in opdracht van minister Van Gennip van SZW over de kwaliteit van door accountants uitgevoerde werkzaamheden bij NOW-aanvragen voldeed niet aan Standaard 4400N, oordeelt de tuchtrechter. Er werden stellige oordelen in uitgesproken, terwijl dat helemaal niet past bij een 4400N-rapport.
Toch wordt dat de algemeen directeur niet aangerekend, omdat hij alleen op afstand betrokken was bij de totstandkoming van het rapport. Wel valt hem te verwijten dat hij aanvankelijk niet de naam gaf van de accountant die het rapport heeft opgesteld. Daarmee belemmerde hij namelijk de toegang tot het tuchtrecht. De Accountantskamer legt hem daarom een waarschuwing op.
NOW-rapport
Aanleiding voor de tuchtklacht was een kleinschalige review over accountantswerkzaamheden bij de NOW 1- en NOW 2-regeling, die de ADR in 2022 in opdracht van de minister uitvoerde. Bij 8 van de 25 dossiers kwam de dienst tot de conclusie dat de werkzaamheden van de accountant ontoereikend waren. Minister Van Gennip noemde dat teleurstellend, al wees ze er in de Kamerbrief nog wel op dat de uitkomsten van het rapport van feitelijke bevindingen door de kleinschaligheid van het onderzoek niet geëxtrapoleerd konden worden. Binnen de accountancy ontstond over het ADR-rapport meteen al enige discussie, onder meer op deze site en bij accountant.nl.
Veel te grote conclusies
Een accountant die naar eigen zeggen zijdelings bij een van de afgekeurde dossiers was betrokken diende daarop een tuchtklacht in tegen de algemeen directeur van de ADR, omdat hij vond dat de overheidsdienst flink de fout in ging met het rapport. Dat had volgens hem nooit volgens de standaard van COS 4400N opgesteld mogen worden, maar als een assurancerapport. Er worden in het rapport veel te grote conclusies getrokken voor een 4400N-rapport, betoogde de klager tijdens de zitting in juni. Een tweede klachtonderdeel bij de Accountantskamer ging over het niet verstrekken van de naam van de accountant die het ADR-rapport opstelde. De klager wilde daarover in gesprek gaan om als professionals met elkaar van gedachten te wisselen, maar de ADR stelde zich wat dat betreft niet al te open op. De algemeen directeur bleef lang zijn ondergeschikte afschermen, naar eigen zeggen omdat ambtenaren regelmatig onheus worden bejegend. De klagende accountant richtte daarom uiteindelijk zijn pijlen op de leidinggevende. Een derde klachtonderdeel bij de tuchtrechter was gericht op het als ontoereikend beoordeelde NOW-dossier waar de accountant zelf zijdelings bij was betrokken.
Oordeel Accountantskamer
De Accountantskamer is van oordeel dat het rapport inderdaad op verschillende onderdelen niet voldoet aan Standaard 4400N en daarmee wordt de accountant die de klacht indiende in feite in het gelijk gesteld. Naar het oordeel van de Accountantskamer past een onderzoek waarbij een oordeel moet worden gegeven over de kwaliteit van accountantsproducten niet bij een opdracht tot het verrichten van overeengekomen specifieke werkzaamheden. Gezien de informatiebehoefte van de opdrachtgever, de doelstelling van de opdracht en de beperkte afspraken over de uit te voeren werkzaamheden, had bij de formulering van de opdracht al moeten worden opgemerkt dat in dit geval een opdracht tot het verrichten van overeengekomen specifieke werkzaamheden niet geschikt zou zijn.
Ook is het rapport niet in overeenstemming met Standaard 4400N opgesteld. Daarbij merkt de Accountantskamer onder meer op dat er een oordeel werd gegeven over het object in zijn totaliteit en geen sprake was van conclusies op onderdelen. Het rapport bevat daarnaast onvoldoende feitelijke bevindingen, waardoor de gebruiker niet in staat is gesteld om een eigen afweging te maken over de betekenis van de uitkomsten, wat juist wel de bedoeling is bij een opdracht tot overeengekomen specifieke werkzaamheden. Verder wordt daarbij door de Accountantskamer in aanmerking genomen dat in het rapport de term “oordeel” zeer vaak wordt gebruikt, volgens de klager 57 keer: ‘De term “oordeel” is gerelateerd aan het geven van assurance en is daarom minder passend om te gebruiken in een rapport van feitelijke bevindingen. Hoewel het gebruik van deze term niet strikt verboden is, moet de accountant wel alert zijn op de uitstraling die daarmee wordt gegeven en terughoudend zijn met het gebruik daarvan. Doordat in het rapport de term “oordeel” zo vaak is gebruikt, is daarmee ten onrechte een bepaalde mate van zekerheid gesuggereerd.’
Op afstand
Toch kan dat oordeel de algemeen directeur niet worden verweten, vindt de tuchtrechter. Omdat hij slechts op afstand betrokken was bij de opdracht, is hij daarvoor niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk. In het tuchtrecht gaat het namelijk om persoonlijke verwijtbaarheid. Ook kan hem niet worden verweten dat hij het rapport niet heeft ingetrokken, omdat hij zich in redelijkheid heeft kunnen baseren op gegeven interne adviezen. Het eerste klachtonderdeel is daarom ongegrond. Ook het klachtonderdeel over het individuele dossier is ongegrond, omdat de overheidsaccountant niet de opsteller van het rapport is en ook niet betrokken was bij de review van het desbetreffende dossier. Bovendien heeft klager op de zitting erkend dat uit het NOW-dossier niet blijkt dat aan de gestelde vereisten die bij de review zijn getoetst is voldaan.
Belemmering gang naar tuchtrechter
Een derde klachtonderdeel is wel gegrond. Omdat de klager in een e-mail van 5 oktober 2022 duidelijk te kennen gaf dat hij de naam van de accountant wilde weten in verband met zijn voornemen om mogelijk een tuchtklacht in te dienen, had de ADR-directeur deze naam op dat moment aan de klager bekend moeten maken. Doordat hij dat heeft geweigerd, heeft hij de toegang tot de tuchtrechter belemmerd. Dat valt hem te verwijten, oordeelt de Accountantskamer: ‘Ook van een overheidsaccountant wordt verlangd dat hij verantwoording aflegt voor zijn handelen en daarbij mogen geen drempels worden opgeworpen die de toegang tot de tuchtrechter belemmeren. Dat betrokkene na indiening van de tuchtklacht tegen hem de naam van de ondertekenend accountant in zijn verweerschrift alsnog heeft genoemd, maakt het vorenstaande niet anders. Dit neemt immers niet weg dat betrokkene aanvankelijk heeft geweigerd deze naam te noemen, waardoor klager genoodzaakt was om een klacht tegen betrokkene in te dienen, in plaats van tegen de ondertekenend accountant. Omdat betrokkene de toegang tot de tuchtrechter heeft belemmerd, heeft hij gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van professionaliteit.’
De maatregel van waarschuwing is passend en geboden, vindt de Accountantskamer. Daarbij is in aanmerking genomen dat de algemeen directeur heeft gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van professionaliteit. Ook is meegewogen dat de accountant de intentie had om zorgvuldig te handelen en dat hij in dat verband overleg heeft gevoerd met de directie Juridische Zaken van het ministerie van Financiën.
Uitspraak: 22-2138-RA
Tuchtzaak tegen algemeen directeur ADR na rapport over accountantswerk bij NOW
Geef een reactie