
De rechtbank achtte bewezen dat het om een structureel frauduleus systeem ging dat van januari 2016 tot en met april 2019 werd toegepast, met een fiscaal benadelingsbedrag van ruim € 1,3 miljoen. De straf: een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden.
Fraudeconstructie: X- en Z-afslagen
Centraal in de zaak stond het gebruik van zogenoemde X- en Z-afslagen van de kassasystemen. De rechtbank stelt vast dat een groot gedeelte van de werkelijke omzet – ongeveer 50% – niet op de Z-afslagen werd vermeld die naar de boekhouder werden gestuurd en op basis waarvan door de boekhouder namens de verdachte belastingaangiften werden gedaan. Daardoor is onjuiste aangifte omzetbelasting en vervolgens ook inkomstenbelasting gedaan. De modus operandi was als volgt:
De dagomzet van de winkels werd uitgesplitst in betalingen met contant geld en pinbetalingen. Aan het einde van de dag werden de verkopen die waren afgerekend met pin en creditcard opgeteld bij de contante verkopen. Dit resulteerde in de reële totale omzet per dag die door de manager (en medeverdachte) op de achterkant van de X-afslagen werd geschreven. Vervolgens berekende de manager welk deel van de contante omzet gestort zou worden op de bankrekeningen en welk deel bestemd was voor de ondernemer. Dit schreef hij op de achterkant van de X-afslagen.
Aan het einde van de dag werd de kassa afgesloten door middel van Z-afslagen. Op deze Z-afslagen – die veelal slechts enkele minuten later werden opgemaakt dan de X-afslagen – werd niet de volledige omzet opgenomen maar slechts de omzet die per pin en creditcard was afgerekend vermeerderd met het deel van de contante omzet dat (volgens de berekeningen die op de X-afslagen waren geschreven) op de bankrekeningen gestort zouden worden. De omzet op de Z-afslagen was daarmee (ongeveer 50%) lager dan de daadwerkelijk gerealiseerde omzet. De Z-afslagen werden vervolgens in de kasboeken verwerkt en naar de boekhouder gestuurd, die vervolgens op basis daarvan de aangiften omzetbelasting en inkomstenbelasting indiende.
Hierdoor werd niet de volledige (contante) omzet van de winkels opgegeven in de aangiften omzetbelasting van de eenmanszaak van de verdachte, waardoor te weinig omzetbelasting en inkomstbelasting is afgedragen.
Nauwe en bewuste samenwerking
De rechtbank komt tot het oordeel dat sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte ondernemer en diens winkelmanager, die ook werd vervolgd. De manager had niet slechts een uitvoerende rol: hij stelde de dagoverzichten op, verzamelde de benodigde Z-afslagen, en communiceerde met de boekhouder. Beide verdachten onderhielden een rol waarin zij elkaar afwisselden, afhankelijk van beschikbaarheid. De rechtbank acht medeplegen daarmee bewezen, gezien de inwisselbare rollen en gedeelde uitvoering van het frauduleuze systeem.
Opzet
De bedragen op de Z-afslagen en die in de kasboeken zijn verwerkt komen overeen met de bedragen die als ‘witte verkoop’ met de hand waren genoteerd op de handgeschreven maandoverzichten. De woorden ‘witte verkoop’ bevestigen naar het oordeel van de rechtbank dat er nog een niet-fiscaal verantwoord deel van de omzet was en dat dat deel bewust buiten de boeken werd gehouden. De verklaring van de manager dat de bedragen die als ‘witte verkoop’ stonden vermeld verzonnen waren, wordt door de rechtbank als onaannemelijk terzijde geschoven. De FIOD heeft namelijk onderzocht dat het bedrag dat in de kaslijsten van september tot en met december 2018 is opgenomen nagenoeg gelijk is aan het totale bedrag aan ‘witte verkoop’ dat is vermeld op de maandoverzichten in die periode. Daaruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank evident dat met de ‘witte verkoop’ dat deel van de omzet werd bedoeld dat in de uiteindelijke Z-afslagen opgenomen zou worden en fiscaal verantwoord zou worden. De opzet op het doen van valse belastingaangifte wordt bevestigd doordat veelal enkele minuten na het uitdraaien van X-afslagen, de Z-afslagen werden uitgedraaid. Dat de dagomzet in een paar minuten tijd met ongeveer 50% daalt is onwaarschijnlijk. Gelet op de hiervoor vastgestelde nauwe en bewuste samenwerking kan worden aangenomen dat het opzet bij zowel de verdachte ondernemer als de manager aanwezig was.
Pleegperiode en benadelingsbedrag
De handgeschreven maandoverzichten uit een schoudertas waaruit de daadwerkelijke omzet blijkt, beslaan niet de volledige tenlastegelegde periode. Er zijn evenwel geen feiten of omstandigheden naar voren gekomen die erop duiden dat het frauduleus handelen enkel in de periode heeft plaatsgevonden waarop de aangetroffen schaduwadministratie betrekking heeft, oordeelt de rechtbank. Daarbij komt dat al in februari 2016 in de jas van de verdachte ondernemer X-afslagen en Z-afslagen van 1 en 2 februari 2016 zijn aangetroffen waar op de achterkant handgeschreven berekeningen stonden met betrekking tot de daadwerkelijke omzet van die dagen. Bovendien heeft de manager en medeverdachte verklaard dat het systeem van de administratie in 2016 hetzelfde was als in 2019. De rechtbank is gelet daarop van oordeel dat de fiscale fraude voor de gehele tenlastegelegde periode kan worden bewezen, te weten januari 2016 tot en met april 2019.
De FIOD heeft berekend dat op basis van de beschikbare (schaduw)administratie het benadelingsbedrag € 46.016,- bedraagt. Voor de beantwoording van de vraag hoeveel in de overige gedeelten van de tenlastegelegde periode – waarover geen schaduwadministratie is aangetroffen – buiten de boeken is gehouden, is de FIOD uitgegaan van een vaste verhouding tussen pinomzet en reële cashomzet. Die berekening heeft geresulteerd in een benadelingsbedrag van € 320.146,- aan omzetbelasting en € 1.038.116,- aan inkomstenbelasting. Gelet op het stelselmatige systeem van frauduleus handelen over de jaren 2016 tot en met april 2019, is de rechtbank van oordeel dat deze geëxtrapoleerde bedragen als benadelingsbedrag kunnen worden vastgesteld.
Conclusie
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte zich samen met de manager schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van het opzettelijk doen van valse aangifte omzetbelasting voor de eenmanszaak van verdachte, het doen van valse aangiften inkomstenbelasting en het aan de Belastingdienst ter beschikking stellen van valse kasboeken.
De rechtbank acht het medeplegen van het doen van valse aangiften inkomstenbelasting en het aan de Belastingdienst ter beschikking stellen van valse kasboeken niet bewezen, omdat op basis van het dossier de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de manager of een ander niet kan worden vastgesteld. Daarom wordt de verdachte vrijgesproken van dit onderdeel.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 18 maanden voor de ondernemer passend en geboden.
Geef een reactie