De Hoge Raad heeft geoordeeld dat uit artikel 12a, lid 1 Wet LB volgt dat de wettelijke regeling op een vergelijkingssystematiek is gebaseerd. Als dan een loon beschikbaar is van een werknemer met soortgelijke werkzaamheden als die van de directeur‑grootaandeelhouder, kan de “afroommethode” niet worden toegepast.
Belanghebbende verleent diensten op het gebied van het implementeren en beheren van pensioencontracten van (middel)grote bedrijven en pensioenfondsen. Enig aandeelhouder van belanghebbende is [A] Ltd. Naast het belang in belanghebbende houdt [A] Ltd belangen van 30 tot 51 percent in een viertal andere vennootschappen (hierna: de overige concernvennootschappen).Van 2007 tot en met 2010 was de dga enig aandeelhouder van [A] Ltd en tevens enig bestuurder en enig werknemer van belanghebbende. De dga was tot 1 januari 2005 als pensioenconsultant in dienst van een verzekeringsconcern.
De dga heeft op 28 april 2005 belanghebbende opgericht. De werkzaamheden van de dga bestaan onder meer uit het bijstaan van klanten van belanghebbende bij het invoeren, aanpassen en beëindigen van pensioenovereenkomsten, het onderhandelen met pensioenuitvoerders over tarieven, voorwaarden en diensten en het bewaken van de nakoming van de gemaakte afspraken.
Belanghebbende heeft aan de dga een loon uitbetaald van € 70.630 (2007) en € 69.522 (2008, 2009, 2010). De omzet van belanghebbende over deze jaren bedroeg € 187.239 (2007), € 222.962 (2008), € 168.740 (2009) en € 173.738 (2010). Over de jaren 2011 en 2012 bedroegen de omzetten van belanghebbende afgerond € 83.000 en € 89.000.
Naar aanleiding van een boekenonderzoek heeft de Inspecteur de onderhavige naheffingsaanslagen opgelegd. Daarbij heeft hij de lonen over de betrokken tijdvakken gecorrigeerd en vastgesteld op € 105.000 (2007), € 125.000 (2008), € 90.000 (2009) en € 95.000 (2010). Voor het Hof was in geschil of de Inspecteur de in onderdeel 2.1.7 genoemde naheffingsaanslagen terecht en niet tot te hoge bedragen heeft vastgesteld.
Gebruikelijk loon
Volgens artikel 12a Wet LB wordt een houder van een aanmerkelijk belang die werkzaamheden verricht voor zijn (concern) vennootschap(pen), geacht (fictief) een bepaald loon te hebben genoten. Dit gebruikelijke loon wordt per kalenderjaar gesteld op het hoogste bedrag van drie loonnormen:
- 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking (tot en met 2014: 70% van loon uit een soortgelijke dienstbetrekking)
- het hoogste loon van de werknemers die in dienst zijn van de dga-vennootschap(pen);
- € 44.000 (2016).
Afroommethode
Daarnaast was in de rechtspraak voor bepaalde gevallen een andere methode ontwikkeld, de ‘afroommethode’. Deze methode werd met name toegepast indien een soortgelijke dienstbetrekking niet kon worden aangewezen en de dga de enige werknemer van zijn vennootschap was. In deze methode werd het DGA-salaris direct afgeleid van de door de werkzaamheden van de DGA persoonlijk gerealiseerde omzet.
De Hoge Raad oordeelde dat onder de wetgeving tot en met 2014 de afroommethode niet kan worden toegepast, indien het loon uit een soortgelijke dienstbetrekking bekend is. Het gebruikelijke loon is 70% daarvan.
Geef een reactie