De nieuwe Leases standaard toont de gedachte van de IASB Board dat leasetransacties blijven leiden tot andersoortige activa dan in geval van activa in eigen gebruik. Dus verdient afschrijving van geleasete activa een andere behandeling van activa in eigen gebruik. En dit is zeker mogelijk aangezien de annuïtaire afschrijvingsmethode, technisch gezien, een plaats heeft binnen de bestaande regelgeving van IAS 16.
In een eerder artikel heb ik geconcludeerd: “… dus lijkt het logisch … de afschrijvingscriteria van IAS 16 toe te passen: volledig lineaire afschrijving.” Een medewerker van de International Accounting Standards Board (IASB) reageerde op deze conclusie door mij te wijzen op enige relevante afschrijvingscriteria, met name de paragrafen 60 – 62 van IAS 16. De paragrafen vereisen dat een afschrijvingsmethode wordt gekozen die in lijn is met het patroon volgens welke de toekomstige voordelen van het actief naar verwachting worden genoten. De medewerker liet ook weten dat de Board wel degelijk de bedoeling heeft dat afschrijving plaats vindt “on either a straight-line basis or another systematic basis”, dus lineair dan wel een andere systematische basis.
Ik ben meer dan blij met de reactie van de IASB, waarbij ik uiteraard accepteer (disclaimer) dat de mening van een medewerker niet noodzakelijkerwijs die van de Board zelf is. Echter, het melden dat andere afschrijvingsmethoden actief zijn te overwegen, opent de dialoog naar een discussie over de annuïtaire afschrijvingsmethode voor lessees.
Afschrijvingen op annuïtaire basis
De annuïtaire afschrijvingsmethode is voor mij zo’n andere afschrijvingsmethode die in lijn is met het patroon volgens welke de toekomstige voordelen van het actief naar verwachting worden genoten. Behalve de toevoeging “voor zover die basis een representatiever patroon is voor het genot …” moeten we rekenen met nog een voorwaarde.
De laatste paragraaf van de sectie Depreciation method van IAS 16 meldt dat een afschrijvingsmethode die rekening houdt met een prijselement in de inkomsten niet correct is. Na voorbeelden in die paragraaf staat de zin: de prijscomponent van inkomsten kan beïnvloed zijn door inflatie, die geen gevolg heeft voor de wijze van genieten van het actief.
Naar mijn mening is het concept van annuïtaire afschrijving passend, vooral, maar niet alleen, ten aanzien van de huidige operationele leases.
Waardering van IFRS 16 leases die nu operationele leases zijn leases
De eerste (start) waardering van IFRS 16 leases is, afgezien van bijzondere aspecten als de toerekening van directe kosten, etc., gelijk aan de contante waarde van de toekomstige niet vermijdbare lease betalingen, waarbij geleasete activa en passiva aan elkaar gelijk zijn.
Het waardeverloop van het lease passief vertoont vervolgens een annuïtair aflopend patroon. Het probleem met het lease actief ontstaat als dit niet op vergelijkbare wijze wordt behandeld, zoals bijvoorbeeld bij toepassing van lineaire afschrijving. Zoals opgemerkt aan het begin van deze blog is lineaire afschrijving niet de enige toelaatbare afschrijvingsmethode. Echter, in de in januari 2016 verschenen IASB brochure Investor Perspectives – A new lease of life, staat: “Lease activa worden vervolgens afgeschreven op een wijze vergelijkbaar met andere activa zoals materieel vast actief (property, plant and equipment). Dit zal naar verwachting vaak leiden tot een lineaire afschrijvingslast gedurende de looptijd van de lease.” Wederom accepteren we de disclaimer dat meningen van stafmedewerkers niet formeel die van de Board zelf zijn, zelfs als één van de boardmembers een introductie in de brochure geeft. Maar los van de formele disclaimer zien we dat de IASB wijst op de -te verwachten- lineaire behandeling, niet op alternatieven.
Terug naar de eerste waardering: de boekwaarde van een lease actief wordt direct beïnvloed door de toegepaste discontovoet, die op zijn beurt een directe relatie heeft met de lengte van de betaalperiode en de algemene economische omstandigheden, waaronder inflatie. De afschrijving van een geleased actief heeft, indien uitgevoerd op lineaire basis, geen logisch verband met de lineaire afschrijving van een vergelijkbaar actief in eigen gebruik. Vooral niet als de gecontracteerde gebruiksperiode stevig afwijkt van de economische levensduur van het actief – zoals vaak het geval bij operationele lease contracten.
Neem als voorbeeld twee verdiepingen in een gebouw van meer dan twintig verdiepingen. De lessee krijgt nooit de optie te kopen en moet in geval van huur zich afvragen: hoeveel van het huurbedrag heeft te maken met dienstverleningscomponenten (lift, receptie- en toiletruimtes, watervoorziening, etc.), die niet in de berekening van de startwaarde mee hoeven te worden genomen?
Stel dat de Life Cycle Costs (LCC kosten) voor de ‘kale’ verdiepingen 480 per jaar zijn, zonder inflatie-index en met jaarlijkse betaling vooraf.
Een berekening tegen 7% discontorente leidt tot:
Bij lineaire afschrijving zou de huidige jaarlijkse druk op het resultaat van 480 gaan fluctueren tussen 579,6 en 360,7 en duidelijk het effect van front-loading (hoge resultaatlasten in het begin) laten zien.
Het gebruik van kantoorruimte mag dan constant zijn en leiden tot lineair afschrijven in geval van eigendom, de berekende startwaarde van een geleased actief is zo willekeurig als je verkiest. Bij operationele leases, en zeker bij gehuurd onroerend goed, is geen sprake van een contractueel rentepercentage. De lessee zal gedwongen zijn te kiezen voor een alternatief, zogenaamde incrementeel, rentepercentage voor ‘vergelijkbare’ situaties.
Wie zou ooit twee kale verdiepingen financieren waarvoor geen bijpassende diensten zijn gecontracteerd?
Dus hoe ziet een correcte incrementele rentevoet eruit?
Is een discontovoet als functie van het rendement op ingezet vermogen, de Rate on capital employed (ROCE), van bijvoorbeeld 2/3, een goede maatstaf? En is het management wel of niet geïnteresseerd in het verkorten van de huurperiode van de kantoorruimte met als tegenprestatie een hogere jaarhuur?
Onderstaand zie je in een matrixtabel voorbeelden van lineaire afschrijvingsbedragen voor verschillende discontovoeten (7, 8, 10 en 15%) en looptijden van een lease.
Bovenstaande tabel laat zien dat de jaarlijkse afschrijving voor een 5-jarige lease tegen 10% gelijk is aan 400,3. Diezelfde lease voor 10 jaar tegen 10% kent een afschrijving van 324,4.
De startwaardes in de bovenstaande voorbeelden zijn zeer verschillend, terwijl de jaarlijkse uitgave (cash out) in alle gevallen 480 per jaar is:
- 10 jaar@ 7%= 3.607;
- 10 jaar@ 10% = 3.244;
- 5 jaar @ 10% = 2.001,5.
Conclusie
Bespreking van de toepassing van annuïtaire afschrijvingen voor leases moet worden ge(her)opend. Niet het constante gebruik, verbeeld in een gelijkmatige afloop van de actiefwaarde, moet de boventoon hebben. Het is de constante uitstroom van geld, die ook zo in de resultatenrekening tot uitdrukking moet komen, die gezaghebbend is. Leasing is tenslotte anders dan het hebben van eigen activa.
Een constant uitstroom, die voor gelijk bedrag in de resultatenrekening wordt verantwoord hersteld de vergelijkbaarheid tussen bedrijven. Zelfs indien, gekunsteld, een splitsing tussen afschrijving en rente wordt gemaakt teneinde puristen van activa administraties tevreden te stellen.
Gevolg van afschrijving op annuïtaire basis is dat te allen tijde de lease activa en lease passiva een gelijke waarde tonen. Investeerders, banken noch analisten hoeven zich zorgen te maken hoe financiële rapportages te doorgronden: transparantie is verzekerd. Lessees zullen blij zijn dat een aantal bezwarende toelichtingen en belastinggevolgen zijn verdwenen. Waarom niet afschrijving op annuïtaire basis toepassen als de toepassing van lineaire afschrijvingen een getrouwe afspiegeling gedurende de looptijd verhindert en vergelijkbaarheid van startwaardes zo wordt beïnvloed door de lengte van de looptijd van de lease en de toegepaste rentevoet?
Tenslotte: de nieuwe Leases standaard toont de gedachte van de IASB Board dat leasetransacties blijven leiden tot andersoortige activa dan in geval van activa in eigen gebruik. Dus verdient afschrijving van geleasete activa een andere behandeling van activa in eigen gebruik. En dit is zeker mogelijk aangezien de annuïtaire afschrijvingsmethode, technisch gezien, een plaats heeft binnen de bestaande regelgeving van IAS 16.
Dit is de Nederlandse versie van een artikel van Tweuus. Henk Uunk RA is directeur-eigenaar van Tweuus dat professioneel toezicht en financiële raad geeft aan zzp’ers, MKB, verenigingen en stichtingen. Henk Uunk was van 2004 tot 2014 Manager Financial Accounting & Reporting bij ING Lease Holding. Hij is voorzitter van de Accountancy Commissie bij de Nederlandse Vereniging van Leasemaatschappijen (NVL) en lid van de werkgroep Leases bij de Raad voor de Jaarverslaglegging.
Geef een reactie