De belastingdienst mag geen kosten in rekening brengen die het maakte voor het herberekenen van maarliefst 3697 aangiften inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen, oordeelt Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.Alle aangiften waren opzettelijk vals door één man ingediend namens de belastingplichtigen, die daardoor teruggaven kregen waar ze geen recht op hadden.
De fiscus moest kosten maken voor de invordering van (navorderings)aanslagen die waren opgelegd om de ten onrechte toegekende teruggaven inkomstenbelasting terug te halen. Daarbij ging het de Staat uitsluitend om werkzaamheden verricht buiten de dwanginvordering. In totaal probeerde de fiscus 391.681 euro te vorderen.
Privaatrecht
Bij de beoordeling staat voorop dat als een overheidslichaam bij de uitoefening van een hem bij publiekrechtelijke regeling opgedragen publieke taak kosten heeft gemaakt en de publiekrechtelijke regeling niet voorziet in een regeling tot verhaal van die kosten op de veroorzaker daarvan, die kosten via het privaatrecht op de veroorzaker kunnen worden verhaald. Zo’n privaatrechtelijke weg mag echter de publiekrechtelijke niet onaanvaardbaar doorkruisen.
Kerntaak
Omdat het vaststellen van de omvang van materiële belastingschulden tot de kerntaak van de Belastingdienst behoort zou een kostenverhaal langs privaatrechtelijke weg neerkomen op een onaanvaardbare doorkruising van deze publiekrechtelijke regeling, oordeelde de rechtbank eerder. Die wees daarom de vorderingen van de Staat af.
Boete
Het Gerechtshof oordeelt nu hetzelfde. Bovendien overweegt het Hof dat de Belastingdienst de bijzondere wettelijke mogelijkheid heeft bij het doen van onjuiste aangiften een boete op te leggen en over de vertraagde betaling rente te vorderen. Op die wijze wordt het doen van onjuiste aangiftes gesanctioneerd. Daarbij is het onderscheid tussen het opzettelijk of met grove schuld doen van onjuiste aangifte vertaald in het onderscheid tussen verzuim- en vergrijpboetes. Waarbij in geval van opzettelijkheid de boete kan oplopen tot 50% of zelfs hoger van de belasting die wordt geheven over de verzwegen inkomsten.
De opzettelijkheid op zich vormt daarom geen grond om met doorbreking van de publiekrechtelijke regeling verhaal van kosten langs privaatrechtelijke weg toe te staan, spreekt het Hof uit. Ook de omstandigheid dat het ging om een (zeer) groot aantal onjuiste aangiftes kan die doorbreking niet dragen. De Belastingdienst kan immers per belastingplichtige de (hoge) vergrijpboete opleggen.
Uitspraak: ECLI:NL:GHARL:2018:9469
Geef een reactie