De tuchtcolleges voor accountants, advocaten en artsen krijgen onvoldoende zware zaken voorgeschoteld. Dat is één van de conclusies die voormalig advocaat Rianne Herregodts trekt in haar onlangs gepubliceerde proefschrift, meldt advocatie.nl. Herregodts ziet relatief weinig zaken waarbij bijvoorbeeld iemands bevoegdheid om het vak nog uit te oefenen op het spel staat, en te veel lichte zaken, die eindigen in een ongegrond- of niet-ontvankelijkheidsverklaring.
Brede discussie over verbetering tuchtrecht ontbreekt nog
Herregodts beveelt daarom aan om met behulp van rechtsvergelijking het tuchtrecht beter doordacht en effectiever te maken, om zo meer zware en principiële zaken voor de tuchtrechter te krijgen. ‘Wanneer tuchtstelsels bij elkaar kijken hoe daar met bepaalde rechtsvragen wordt omgegaan, kunnen ze beter nadenken over wat ze in de procedure kunnen veranderen om tot een betere kwaliteitsbewaking te komen. Want uiteindelijk gaat de tuchtprocedure daarover: over het bevorderen en bewaken van de kwaliteit van de leden van de beroepsgroep. Een brede discussie hoe we het tuchtrecht beter kunnen maken, ontbreekt nog.’
Gemeenschappelijke normen
Herregodts is sinds 2016 docent bij de vakgroep Staatsrecht, Bestuursrecht en Bestuurskunde van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG). In haar proefschrift gaat ze in op de manieren waarop tuchtrechters rechtsvragen als ‘Wanneer is het handelen van een advocaat, accountant of arts tuchtrechtelijke verwijtbaar?’ beantwoorden. Ze komt uit op vijf gemeenschappelijke normen voor de drie vertrouwensberoepen: professionele autonomie en oordeelsvorming, zorgvuldige omgang met de belangen van de cliënt, vaktechnische kwaliteit, geheimhouding en zorgvuldige omgang met vertrouwelijke informatie, en professioneel gedrag. Volgens de RUG levert haar onderzoek ‘een bijdrage aan de discussie over de toekomst van tuchtrecht, onder meer op het punt van de positie van de cliënt’.
Het proefschrift van Herregodts is hier te downloaden
Bron: advocatie.nl
Geef een antwoord